taalkundig grammatica herh 1 voornaamwoorden

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat hoort waarbij?
1.Die man rijdt door de straat
A. persoonlijk en bezittelijk vnw.
2.Heeft je zus mij nog gezien?
B. persoonlijk en wederkerend vnw.
3.Jij krijgt van Nick zijn boek.
C. vz en aanwijzend vnw.
4.Vanwege de vakantie is die winkel dicht.
D. persoonlijk en wederkerig vnw.
5.Wij hebben ons op tijd aangekleed
E. aanwijzend vnw en vz
6. Geven jullie elkaar cadeautjes?
F. bezittelijk en persoonlijk vnw.

Slide 2 - Slide

Herhaling voornaamwoorden.
 
of

Slide 3 - Slide

Groen of rood?
  • Een bezittelijk vnw. staat altijd meteen voor een zelfst. nw.
  • Het woord WAAROM is een vragend voornaamwoord.
  • Een vragend vnw. kan ook middenin een zin staan.
  • Dat boek is van MIJ. MIJ is hier een bezittelijk vnw.
  • Is Joost er al? Nee, DIE heb ik niet gezien. DIE is psv.
  • Is Joost er al? Nee, ik heb HEM niet gezien. HEM is psv.
  • Weet je waar mijn boek is? Nee ik heb HET niet. HET is awv.

Slide 4 - Slide

  • Zij geeft mij jouw jas.
  • Je tas ligt naast de mijne.
  • Aan mij heeft het niet gelegen.
  • Haar fiets staat tegen ons hek. 
Zoek persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

  • Wij hebben ons vandaag wel vijf keer gewassen.
  • Ik neem me altijd voor me niet te druk te maken.
  • Besef jij wel wat dat voor mij betekent?
  • Heb je je vandaag al gedoucht? 
Zoek wederkerend of persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Loten stellingen
Je werkt met buurman of buurvrouw. Samen 1 stelling. De één is voor- en de andere tegenstander

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Loten stellingen
Namen
Stellingen

Slide 10 - Slide