Thema 5, week 2 Les 7 voltooide en onvoltooide tijd

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

lesdoel

Ik weet wat de voltooide en onvoltooide tijd is en kan een zin in de voltooide of onvoltooide tijd zetten.

Hoe herken je de voltooide tijd?
Welke twee persoonsvormen (werkwoorden) gebruik je dan

De kinderen hebben een toren gebouwd.
Is dit de:

1. voltooide tijd
2. onvoltooide tijd

De jongen bouwde een toren.
Is dit de:

1. voltooide tijd
2. onvoltooide tijd

Op het terrein ligt asfalt.
Is dit de:

1. voltooide tijd
2. onvoltooide tijd

Jan logeerde bij zijn opa.
Is dit de:

1. voltooide tijd
2. onvoltooide tijd

Zet de zin in de voltooide tijd.

Peter koopt een fiets.

Zet de zin in de onvoltooide (TT) tijd.

Wij hebben een som gemaakt.

Zet de zin in de voltooide tijd.

Wij vieren mijn verjaardag.

Zet de zin in de onvoltooide (TT) tijd.

Mijn moeder heeft een taart gebakken.

Wat weet jij nu over de voltooide en de onvoltooide tijd?

aan het werk

 Thema 5, week 2, Les 7

OPGAVE 3

OPGAVE 2