irregular verbs

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Unit 4

Grammar

We are going to practise the past participle of the irregular verbs

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie (TB page 261)

to do ----------    did       -------   done 

to fly ----------     flew     -------   flown

to go ---------      went    -------   gone

hele werkwoord

1

verleden tijd

2

voltooid deelwoord

3

   Het eerste rijtje = het hele werkwoord

                      (tegenwoordige tijd)

                to do

                to  fly

                to  go

1

   

       Het tweede rijtje = de verleden tijd

                                             (past tense)

                did

                flew

                went

    

2

het derde rijtje = de voltooide tijd

                                 (past participle)

             done

             flown

             gone

         

3

Wat betekenen ook al weer die woorden?

Infinitive = hele werkwoord (1e rij)

past simple = verleden tijd (2e rij)

past participle = voltooid deelwoord (3e rij)

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive (1e), past simple(2e) of past participle(3e) is.

Infinitive

past simple

Past participle

Be

was / were

Been

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.

Infinitive

past simple

Past participle

begin

began

begun

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.

Infinitive

past simple

Past participle

do

did

done

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.

Infinitive

past simple

Past participle

eat

ate

eaten

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.

Infinitive

past simple

Past participle

go

went

gone

Maak de reeks compleet:

...... , caught, caught

1. caught
2. catch
3. catched
4. cought

Maak de reeks compleet:

find, ....... , found

1. finded
2. founded
3. found
4. find

Maak de reeks compleet:

hurt, hurt, .......

1. hurt
2. hurts
3. hurted
4. hourts

Maak de reeks compleet:

build, built, .........

1. build
2. builded
3. built
4. builts

Maak de reeks compleet:

....... , knew, known

1. knew
2. known
3. knowed
4. know

Wat is de past simple van:
FLY

Wat is de past simple van:
CHOOSE

Wat is de past simple van:
HIT

Wat is de past participle van:
SWIM

Leave =

Think =

Do =

Go =

Walk =

Want =

Take =

Arrive =

Decide =

Become =

Explain =

Begin =

Meet =

End =

Starter!

What is the Past Simple of these verbs? 

Which are regular? Which are irregular?

Match Past Participle (Voltooid Deelwoord)

be, was/were, ...........

eat, ate, ...........

drink, drank, ...........

walk, walked, ...........

hurry, hurried, ...........

write, wrote, ...........

speak, spoke, ...........

walked

spoken

been

drunk

written

hurried

eaten