Unit 4 lesson 2

Unit 4 Lesson 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 4 Lesson 2

Slide 1 - Slide

Watching and listening
Je gaat kijken naar uitvindingen die bedacht zijn door kinderen. Schrijf de namen van de uitvindingen op een papiertje, je krijgt hier een vraag over!


timer
15:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke uitvinding vond jij het beste?

Slide 4 - Open question

Kies uit: 
must / mustn't 

Slide 5 - Slide

kader/TL:    must / mustn't + hele ww
must =   het moet, het kan niet anders 
You must clean your room today! 

mustn't =  niet moeten,  het hoeft niet
He mustn't be home late. 

Slide 6 - Slide


Don’t worry about that little mistake. You really _________________ feel bad about it at all!




Tim ________________ go home immediately. His parents have tried phoning him three times
already!


A
must
B
mustn't

Slide 7 - Quiz

The zookeepers _____________ be really worried after that kangaroo ran away.
A
must
B
mustn't

Slide 8 - Quiz

She _____________ complain that much. People are starting to get really tired of her.

A
must
B
mustn't

Slide 9 - Quiz

basis:     vraagwoorden

Slide 10 - Slide

Vraagwoorden
Met deze woorden kan 
je vragen maken. 
Dan staan ze vooraan.


What are you doing?
How can I help you?

Slide 11 - Slide

What?    Which?
  • What and which are question words that you put at the beginning of a question.
  • Ze beteken allebei    welke  

Slide 12 - Slide

What

*  onbeperkte keuze 



What is your favourite colour?
Which

* in de  vraag staan een klein aantal mogelijkheden waar je uit kun kiezen

Which is your favourite colour - blue or green?

Slide 13 - Slide


..... is your favourite subject - German or French?
A
What
B
Which

Slide 14 - Quiz


..... is your favourite subject?
A
What
B
Which

Slide 15 - Quiz


..... page are we on?
A
What
B
Which

Slide 16 - Quiz


..... hobbies does your friend have?
A
What
B
Which

Slide 17 - Quiz


..... car is faster, the green or the red one?
A
What
B
Which

Slide 18 - Quiz

GERUND 
(ING-VORM)

Slide 19 - Slide

What is a Gerund?
De gerund is een vorm van het werkwoord (stam + ing) die gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord.

I hate doing homework. 
Doing homework is fun!

Slide 20 - Slide

Je gebruik de gerund:
Als het werkwoord het onderwerp is van de zin. 
- Dancing is fun!
- Smoking is bad for you. 

Slide 21 - Slide

Je gebruikt de gerund ook
 na werkwoorden zoals like, hate, enjoy, love, remember, prefer, start, continue, keep, begin en stop wanneer het gaat over iets wat iemand vaak (of niet langer meer) doet:
I like swimming.
Harriet enjoys reading.
We prefer kayaking over canoeing.

Slide 22 - Slide

Hoe maak je de gerund?
Werkwoord +ing 

De gerund lijkt dus qua vorm heel erg op de present continuous, maar dan ZONDER een vorm van 'to be'

Slide 23 - Slide

Fill in the correct version of the verb:
We enjoy .... tennis in the morning. (play)

Slide 24 - Open question

Fill in the correct version of the verb:
... is good for you. (read)

Slide 25 - Open question

Homework
Finish before next lesson:
BB: 12 t/m 18
KB/TL: opdracht 10 t/m 17
H: 10 t/m 18




Slide 26 - Slide