Engelse werkwoorden

Vandaag

Grammatica opfrissen + oefenen:
werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
ontleden
enkelvoudige zin en samengestelde zin
Lijdende of bedrijvende vorm

Engelse werkwoorden
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag

Grammatica opfrissen + oefenen:
werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
ontleden
enkelvoudige zin en samengestelde zin
Lijdende of bedrijvende vorm

Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
Oefenboekje onderdeel 1
Lees het stappenplan. 
Maak opdracht 1, 2 en 3

Slide 2 - Slide

Het belooft een mooie kerst te worden.
1. Onderstreep de pv
2. Zet zinsdeelstrepen

3. Benoem:
onderwerp (ow) =
werkwoordelijk gezegde (wwg) = 
     of
naamwoordelijk gezegde (nwg) =
Lijdend voorwerp (lv)=
Meewerkend voorwerp (mw)=
Bijwoordelijke bepaling (bp)=



Opfrissen

Slide 3 - Slide

Aan de slag 
Grammatica oefenboekje
Onderdeel 2, Opdracht 1 (pag 3 t/m 6)

Slide 4 - Slide

Samengestelde zin of niet?
1. De docent maakte een toets en een oefentoets.
2. De oefentoets maakte Jan best goed, maar de echte toets ging wat minder. 
Aanpak
Zoek pv. 
1 pv= enkelvoudige zin
2 of meer pv= samengestelde zin.

Slide 5 - Slide

Kies de juiste structuur
Kies uit:
A: hoofdzin + hoofdzin
B: hoofdzin + bijzin
C bijzin + hoofdzin

1. De oefentoets maakte Jan best goed, maar de echte toets ging wat minder. 
2. Omdat Jan goed had geleerd, maakte hij de toets goed. 
3. Als hij een 8 of hoger haalt, krijgt hij tien euro van zijn vader. 
4. Jan is daar blij mee, omdat hij altijd geld tekort heeft.

Slide 6 - Slide

Lijdende of bedrijvende zinnen?
De kerstman had mooie cadeaus meegenomen. 
De cadeaus werden met gejuich ontvangen door de verraste kinderen. 



Aanpak
-Bepaal het onderwerp van de zin
- doet dit iets (bedrijvend) of ondergaat dit iets (lijdend)

Slide 7 - Slide

Zet in de andere vorm. Dus van lijdend naar bedrijvend of andersom. 
  • De kerstman had mooie cadeaus meegenomen. 
  • Mooie cadeaus waren meegenomen door de kerstman.

  • De cadeaus werden met gejuich ontvangen door de verraste kinderen. 
  • De verraste kinderen ontvingen de cadeaus met gejuich.

    Moeilijke zin om in andere vorm om te zetten:
  • De cadeaus werden met gejuich ontvangen.

  • Let op zinnen met 'verborgen' zinsdelen. Bij het omzetten moet je er zelf woorden bij bedenken: De kinderen ontvingen de cadeaus met gejuich. 

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak de oefentoets. In stilte


Slide 9 - Slide

Engelse werkwoorden


Filmpje

Theorie

Quiz

Aan de slag

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Hoofdregel

De stam van een Engels werkwoord schrijven we op dezelfde manier als in het Nederlands.
                                   Stam +  -t, -d, -en, -te(n) en -de(n) 
 
surft, speechte, lobbyde, gelabeld, hockeyen, gedeletet, managede


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Uitzondering: verenkeling van dubbele medeklinkers

Slide 17 - Slide

Tenzij...
We het woord nog in het Engels uitspreken. Dan laat je de dubbele medeklinker staan.
baseball, baseballde, gebaseballd

Slide 18 - Slide

DUS

Slide 19 - Slide

Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 21 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
C
gebasketballt
D
gebasketbalt

Slide 22 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 23 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd

Slide 24 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 25 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 26 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 27 - Quiz

Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 28 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 29 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 30 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 31 - Quiz

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 32 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletete
B
delet
C
deletet
D
delete

Slide 33 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-vt)
A
deletete
B
delet
C
deletet
D
delete

Slide 34 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.

Slide 35 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

timer
0:15
A
Hij gamed de hele dag.
B
Hij gamet de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.

Slide 36 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 37 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 38 - Quiz

Oefenen met engelse werkwoorden:
https://www.cambiumned.nl/werkwoordspelling/engels-werkwoorden/
Open de site op de volgende dia

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link

Huiswerk donderdag 9 januari
Werkwoordspelling 3, les 1, 2 en 3. 

Slide 41 - Slide

In de les van donderdag 9 januari
Maak de oefentoets Taalverzorging op papier 

Slide 42 - Slide