Engelse werkwoorden

Vandaag
Engelse werkwoorden
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden


Filmpje

Theorie

Quiz

Aan de slag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Hoofdregel

De stam van een Engels werkwoord schrijven we op dezelfde manier als in het Engels.
                                   Stam + n -t, -d, -en, -te(n) en -de(n) 
 
surft, speechte, lobbyde, gelabeld, hockeyen, gedeletet, managede


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Uitzondering: verenkeling van dubbele medeklinkers

Slide 9 - Slide

Tenzij...
We het woord nog in het Engels uitspreken. Dan laat je de dubbele medeklinker staan.
baseball, baseballde, gebaseballd

Slide 10 - Slide

DUS

Slide 11 - Slide

Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 13 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
C
gebasketballt
D
gebasketbalt

Slide 14 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd

Slide 16 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 17 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 18 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 20 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 21 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 22 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 23 - Quiz

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 24 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletete
B
delet
C
deletet
D
delete

Slide 25 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-vt)
A
deletete
B
delet
C
deletet
D
delete

Slide 26 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.

Slide 27 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

timer
0:15
A
Hij gamed de hele dag.
B
Hij gamet de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij game't de hele dag.

Slide 28 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 29 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 30 - Quiz

Oefenen met engelse werkwoorden:
https://www.cambiumned.nl/werkwoordspelling/engels-werkwoorden/
Open de site op de volgende dia

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Huiswerk
Maak de oefentoets Taalverzorging op papier en neem mee naar de les. We kijken hem samen na. 

Slide 33 - Slide