unit 5 recap ireland 1a

Welkom 1A
Herhaling unit 5 / Ireland
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 1A
Herhaling unit 5 / Ireland

Slide 1 - Slide

Today's class
-Testing our knowledge on unit 5
-Checking your objectives
-Preparing for the unit 5 test

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

mijn broer zijn gitaar speelt /vals/
A
Compose
B
False
C
Out of tune
D
Flute

Slide 4 - Quiz

Wat is de /songtekst/ van dit liedje?

Slide 5 - Open question

Orkest
Sfeer
Viool
Zang
Gedicht
Slagwerk
Orchestra
percussion
Poem
Atmosphere
Vocals
Violin

Slide 6 - Drag question

Grammar: Word order
-Achteraan de zin
-Tenzij je ze wilt benadrukken, dan staan ze vooraan;
-En als ze beide in een zin staan, dan staat Plaats Vóór Tijd.

-in het alfabet komt de p van plaats en t van tijd

''He is going to give a concert in Houson''   ----  Wat is Houston in deze zin?
'' Sally's going to order the tickets tomorrow'' ----- wat is tomorrow in deze zin?


Slide 7 - Slide

put this sentence in the right order
in - my - lives - Switzerland - father

Slide 8 - Open question

put this sentence in the right order
forgot-to-groceries-I-yesterday-buy

Slide 9 - Open question

I need to practice the words + grammar of 5.2
A
I understand 5.2
B
Yes, but I need to practice the words
C
Yes, but I need to practice grammar
D
I need to practice everything of 5.2

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

The road was closed because there was a blizzard
A
hagel
B
sneeuwstorm
C
mist
D
bewolkt

Slide 12 - Quiz

Ik zou heel erg graag het weer willen /voorspellen/

Slide 13 - Open question

Ijzel
Bui
Paraplu
Orkaan
mist
Opklaren
Hurricane
Umbrella
foggy
sleet
to clear up
Shower

Slide 14 - Drag question

Expressions (A)
Wat is de weervoorspelling?

Slide 15 - Open question

Expressions (B)
What's wrong with a bit of rain?

Slide 16 - Open question

Expressions (c)
I prefer sunny weather

Slide 17 - Open question

I need to practice the words + expressions of 5.3
A
I understand 5.3
B
I need to practice the words more
C
I need to practice the expressions more
D
I need to practice everything of 5.3

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

I have something in my /eye/
A
keel
B
oog
C
mond
D
haren

Slide 20 - Quiz

Borstkas
schouder
destijds/vroeger
Bot
elleboog
pols
Chest
Shoulder
Back then
bone
elbow
wrist

Slide 21 - Drag question

Grammar: Past simple
De verleden tijd = past simple
Feiten, gewoonte, routine – net zoals bij de present simple ( tegenwoordige tijd)

I play tennis. = een feit. / present simple = tegenwoordige tijd
I played tennis. = een feit. / past simple = verleden tijd, wat is hier het verschil?

Signaalwoorden: yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago


Slide 22 - Slide

Hoe maken wij de past simple
Schrijf –ED achter de stam
Voorbeelden: to play, to laugh, to walk
                              Played     laughed    walked 

Bij de past simple maakt het niet uit over wie het gaat 
      (I, you, we, he, she,it) 

Slide 23 - Slide

Uitzonderingen
Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen -ked erachter in plaats van –ed
Panic = panicked 

Werkwoorden die eindigen op -y, met een medeklinker ervoor, krijgen -ied: Carry=Carried 
Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter: Smile= Smiled

Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l: Travel=travelled

Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ed: Swap= Swapped





Slide 24 - Slide

Past simple
My brother and I ..... (to laugh) a lot
A
laughd
B
laugh
C
laughing
D
laughed

Slide 25 - Quiz

Sarah often ..... (to walk) her dog

Slide 26 - Open question

They…… (to cancel) all the flights because of the fog

A
cancelled
B
canceld
C
cancelet
D
canceled

Slide 27 - Quiz

I……… (to stop) the music

Slide 28 - Open question

I need to practise the words + grammar of 5.4
A
I understand 5.4
B
Yes, but I need to practice the words
C
Yes, but I need to practice grammar
D
I need to practice everything of 5.4

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

ik heb een /pleister/ nodig..
A
injury
B
wound
C
bandage
D
sticky plaster

Slide 31 - Quiz

griep
Hoesten
koorts
ziekte
duizelig
misselijk
Flu
To cough
fever
illness
dizzy
nauseous

Slide 32 - Drag question

Grammar: Past simple / negative +questions
Past simple questions:
Vragen = did + onderwerp + hele werkwoord (geen -ed nodig)
                    did     I/she/he/it/we/you/they   play tennis ?

Past simple negative:
onderwerp +didn't/did not + hele werkwoord (geen -ed nodig)
I/she/he/it/we/you/they    didn't    play well today

Slide 33 - Slide

past simple /question
play-he-did-tennis?

Slide 34 - Open question

negative /past simple
the-game-didn't-he-watch

Slide 35 - Open question

Expressions
ben je naar de dokter geweest?

Slide 36 - Open question

Expressions
Ik ben naar het ziekenhuis geweest

Slide 37 - Open question

I think I've got a fever

Slide 38 - Open question

I need to practise the words + grammar+ expressions of 5.5
A
I'm ready for the test
B
I need to practice the words
C
I need to practise the grammar / expressions
D
I need to practise everything

Slide 39 - Quiz

Discuss your objective with your neighbour
whats is your objective ?
 what actions do you need to take to achieve your goal?

Slide 40 - Slide