Past Simple - Past Continuous B/K

02 December 2022
Friday
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

02 December 2022
Friday

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken
  • Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
  • Je luistert en bent dus stil
  • Je werkt mee
  • Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
  • Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
  • Je gebruikt je Chromeboek alleen als het nodig is
  • Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd

Slide 3 - Slide

Plan
  • Let's catch up!
  • We'll continue Unit 3, Lesson 1+2
  • Recap Grammar
  • Homework

Slide 4 - Slide

Unit 3 
Unit 3 Lesson 1, page 97

Maken: exc. 3,4 + 5 en 6&7, 
page 97- 99

Slide 5 - Slide

Lesson 3.1
New words, page 97
WRTS 



Exc.10, page 102






timer
5:00

Slide 6 - Slide

The Past Simple
Bij regelmatige ww                   Bij onregelmatige ww
altijd het hele WW + ed

Je gebruikt de Past Simple als je zeker weet dat iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen is.

2e rij (Past Simple), page 173/174

Slide 7 - Slide

Vragen en ontkenningen
Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Did + onderwerp + hele werkwoord
Ontkenningen: Onderwerp + didn't + hele werkwoord

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden Past Simple
LADY (afkorting van de 4 soorten signaalwoorden) W
Last (last year, last summer)
Ago (a year ago, two days ago)
Date (een datum)
Yesterday
When ..?

Slide 9 - Slide

Choose the correct Past Simple form:
(+) My sister ....... with her friends yesterday.
A
has played
B
played
C
plaied
D
did played

Slide 10 - Quiz

(+) My teacher ....... me how to use the Past Simple yesterday.
A
teached
B
taughted
C
taught
D
teaches

Slide 11 - Quiz

(?) ..... for his test?
A
Did he studyed?
B
Did he studied?
C
Studied he?
D
Did he study?

Slide 12 - Quiz

(-) I ..... him with his test.
A
didn't helped
B
didn't help
C
helped not
D
didn't helping

Slide 13 - Quiz

(+) I .... them a nice story
A
telled
B
did telled
C
did told
D
told

Slide 14 - Quiz

(-) We ..... home together.
A
didn't went
B
not went
C
didn't go
D
doesn't go

Slide 15 - Quiz

(?) Where ..... those boots?
A
did he buy?
B
did he bought?
C
bought he?
D
buyed he?

Slide 16 - Quiz

Past Simple - Past Continuous

Slide 17 - Slide

Past Continuous
Wanneer gebruik je Past Continuous?

Eigenlijk is het heel simpel, want er geldt maar 1 regel:
  • Je gebruikt de Past Continuous om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje duurde of een tijdje aan de gang was. 

  • Het verschil met de Past Simple is dus dat de Past Simple gaat om een moment, terwijl de Past Continuous gaat over een langere gebeurtenis


Slide 18 - Slide

Past Continuous
Hoe maak je die?

De regel is vrij eenvoudig:
  • Past Continuous = was / were + werkwoord+ing

  1. was hoort bij enkelvoud (I, he, she, it)
  2. were hoort bij meervoud en bij you (you, we, you, they)


Slide 19 - Slide

Past Continuous 

Klik hier voor extra online oefeningen.

Op de volgende pagina vind je video uitleg over dit onderwerp.
(wat er wordt verteld over onregelmatige werwoorden hoef je dit jaar nog niet te kennen!)

Slide 20 - Slide

Past Continous  &  Past Simple
page 100 & 101



Past Continuous = al aan de gang (duurde lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)
Let op: to like - liking     to plan - planning

Slide 21 - Slide

Wanneer gebruik
je de
Past Continuous?
A
Als iets aan de gang is
B
Als iets gisteren is gebeurd
C
Als iets een tijdje aan de gang was
D
Als je wilt zeggen wat je aan het doen bent

Slide 22 - Quiz

Past simple or Past continuous?

I was having a shower.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 23 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 24 - Quiz

We ______ (watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 25 - Quiz

Last year I _____ (visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 26 - Quiz

He ____ (work) in the garden when he _____ (find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 27 - Quiz

Unit 2 CREATIVITY
Maken:
ChromeBook – Unit 2 – 
Lesson 1 – Reading – Grammar – Exc. 8/9 + Practise more 


Slide 28 - Slide

What did you learn today ?

Slide 29 - Open question

Tuesday, December 06 
3B12 – 4th hour
3B3 – 5th hour

Unit 3 
Learn: Words Lesson 1, page 170
Make: Unit 3 – Lesson 1 – Grammar + PractiseMore

Slide 30 - Slide

Have to / Has to

Slide 31 - Slide

Sara...................wear a uniform at school.
A
have to
B
has to

Slide 32 - Quiz

Moeten:  Have to /Has to
Bevestigende zinnen:      I/you/we/they = have to + hele ww
                                               he/she/it = has to + hele ww

Ontkennende zinnen:     I/you/we/they = don't have to + ww
                                               he/she/it =  doen't have to + ww

Vraagzinnen:                      I/you/we/they = do......have to + ww
                                               he/she/it = does..........have to + ww

Slide 33 - Slide

Most students have/has to do homework.
A
have
B
has

Slide 34 - Quiz