Thema 5 Blok 1 Wonen in een stad DEEL 1 1920

Thema 5 De stad 


Deelvraag: 
Hoe is het leven in de moderne stad? 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 De stad 


Deelvraag: 
Hoe is het leven in de moderne stad? 

Slide 1 - Tekstslide

Planning Blok 1 
Welkom
herhalen: Filmpje productiefactoren
LessonUpQuiz


Proefwerk: woensdag 12 oktober

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 

  • herhalen beroepssectoren
  • Je kan drie verschillen noemen tussen een dorp en een stad.   
  • Je kan uitleggen wat dagelijkse en niet-dagelijkse voorzieningen zijn.
  • Je kan verklaren waarom in steden meer niet-dagelijkse voorzieningen voorkomen dan in een dorp. 
  • Je kan uitleggen wanneer de verschillende woonwijken in steden zijn ontstaan.    
  • Je kan de begrippen agglomeratie, nederzetting en stedelijk gebied uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Herhalen: beroepssectorenfactoren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Waaraan herken je een stad?

Slide 6 - Woordweb

Waar herken je een dorp aan?

Slide 7 - Woordweb

Stad en dorp
Een nederzetting is een plaats waar mensen wonen. Een dorp of een stad  bijvoorbeeld. 
In een stad:
  • is meer hoogbouw (flats en andere hoge gebouwen)
  • staan gebouwen dichter op elkaar dan in dorp. 
  • wonen meer mensen dan in dorp.
  • zijn  meer voorzieningen dan in een dorp. 


Slide 8 - Tekstslide

Voorzieningen
  • Voorzieningen die je (bijna) dagelijks gebruikt zijn dagelijkse voorzieningen = de supermarkt, school, de bakker etc. 

  • Voorzieningen die je weinig of minder vaak gebruikt zijn niet-dagelijkse voorzieningen = de bioscoop, het zwembad, de kapper, schoenwinkels etc

Slide 9 - Tekstslide

  1. Eerst een buurt 
  2. Dan een woonwijk 
  3. dan het stadsdeel
  4. de stad
  5. de agglomeratie
  6. het stedelijk gebied

De opbouw van een gebied 

Slide 10 - Tekstslide

Verschillende woonwijken en buurten 
In de loop van de tijd zijn de eisen aan woningen veranderd: 
  • de  grootte van huishoudens
    is veranderd = minder kinderen
  • we hebben meer welvaart = we wonen ruimer dan vroeger
  • de eisen aan veiligheid en gezondheid
    zijn veranderd. 
  • we hebben tegenwoordig meer behoefte aan groen en rust
  • er is meer verkeer

Slide 11 - Tekstslide

Steden
Steden hebben vaak  een centrumfunctie: ook de mensen uit de dorpen rondom de steden maken gebruik van de voorzieningen in de stad  

Bijvoorbeeld:  In Nijmegen komen ook veel mensen uit bijvoorbeeld Groesbeek, Wijchen en Elst  winkelen. 

Slide 12 - Tekstslide

Agglomeratie
Wanneer een stad vast groeit aan andere plaatsen in de buurt ontstaat er een agglomeratie 

Dat is een  stad met daaraan vastgegroeide voorsteden. 

Slide 13 - Tekstslide

Stedelijk gebied
Amsterdam is grootste stad van Nederland.
De Randstad is het grootste stedelijke gebied van Nederland. 
  •  Amsterdam
  •  Rotterdam
  •  Den Haag
  •  Utrecht

Amsterdam neemt weinig ruimte in vergeleken sommige steden op de wereld.  

Slide 14 - Tekstslide

Kijken Geoclip
In deze aflevering kijken we naar de Geoclip de stad. 

Let goed op hoe de stad opgebouwd is van de binnenstad - naar de 19e eeuwse arbeiderswijken - flats uit de jaren 60 - doorzonwoningen uit de jaren 70 - en de nieuwbouw vanaf de jaren 90 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video


school
A
dagelijkse voorziening
B
niet-dagelijkse voorziening

Slide 18 - Quizvraag


A
dagelijkse voorziening
B
niet-dagelijkse voorziening

Slide 19 - Quizvraag


A
dagelijkse voorziening
B
niet-dagelijkse voorziening

Slide 20 - Quizvraag

Een gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte noem je?
A
Stad
B
Verstedelijking
C
Landelijk gebied
D
Agglomeratie

Slide 21 - Quizvraag

Een kenmerk van een
landelijk gebied is:
A
Er zijn veel voorzieningen
B
Verstedelijking
C
Agglomeratie
D
Er zijn weinig voorzieningen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een agglomeratie?
A
Dorp dat uitgroeit tot stad
B
een groot stedelijk gebied
C
een stad waar mensen wegtrekken
D
Stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn stedelijke gebieden?
A
Agglomeraties en steden die dicht bij elkaar liggen
B
Enorm grote agglomeratie
C
Oudste deel van een stad.
D
gebied rondom een stad met allerlei stedelijke gebieden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de Randstad?
A
Een stad
B
Een agglomeratie
C
Een stadsgewest
D
Een stedelijk netwerk

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een Vinexwijk?
A
nieuwbouw ver van de stad
B
nieuwbouw dichtbij de stad
C
oude vieze wijken
D
een woonwijk

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag!
Je kunt blok 1 nakijken als je op papier hebt gewerkt.

Slide 27 - Tekstslide

Lever de samenvatting van de leerdoelen in door daar een foto van te maken.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Link