H1 grammatica 1K

Leg je spullen op tafel (leesboek, boek, schrift en pen) en doe je telefoon in de telefoontas

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Leg je spullen op tafel (leesboek, boek, schrift en pen) en doe je telefoon in de telefoontas

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les:
- informatie over de toets  (donderdag 3 nov)
- woordenlijst H1

- Terugblik vorige les
- Nakijken grammatica: opdr. 1, 2 en 4

- Nakijken opdrachten H1 (nakijkboekje)
- Lezen theorie spelling, blz. 32, maken opdr. 1, 3, 4, 5, 6

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm en zinsdelen

Hoofdstuk 1 
Taalverzorging / grammatica
blz. 30

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen

Je leert de basis voor het ontleden van een zin.

  • Je weet dat een zin uit zinsdelen bestaat
  • Je weet dat zinsdelen uit woord(en) bestaan
  • Je weet wat werkwoorden zijn
  • Je kunt de persoonsvorm vinden
  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg zinsopbouw
1. Een zin bestaat uit meerdere woorden die verschillende zinsdelen            vormen.
    vb: De kat / speelt / met een balletje / in de tuin.

2. In elke zin staan één of meerdere werkwoorden (DOEN of ZIJN)
    vb: Graag eet Kevin een ijsje.
          Femke zou ook wel een ijsje willen gaan eten.
          De film is erg spannend.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg zinsopbouw
Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.
- een deel dat zegt wat de handeling is (= werkwoorden)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (= onderwerp)
   vb: Fieke tekent. 

Deze zin kun je uitbreiden door er zinsdelen aan toe te voegen. Die geven extra informatie over bijvoorbeeld: wat, wie aan wie, met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor?
* Fieke / tekent / graag / paarden.
* Fieke / tekent / een paard / met een potlood.
* Fieke / heeft / gisteren / voor haar oma / een paard / getekend / met een potlood.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoonsvorm vinden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen vinden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld zinsdelen vinden
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm en zet deze tussen 2 streepjes: 
je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven.

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven.
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven.


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 12 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1. zoek eerst de persoonsvorm (pv)
2. zoek welke zinsdelen er vóór de persoonsvorm passen
3. plaats zinsdeelstrepen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? H1 grammatica, blz. 30/31, opdr. 1, 2 en 4
Hoe?  zelfstandig, steek je hand op als je iets wil vragen
Doel? Persoonsvorm en zinsdelen in een zin kunnen vinden
Tijd? zie timer
Klaar? Kijk je opdrachten na.


timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD?
- je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden
- je weet hoe je een zin in zinsdelen kan verdelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies