Paragraaf 2.1 Rijn en Maas

2.1 Rijn en Maas
Hoofdstuk 2 
domein Leefomgeving

5 havo
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 Rijn en Maas
Hoofdstuk 2 
domein Leefomgeving

5 havo

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet hoe je een rivier kunt indelen in een lengte- en dwarsprofiel.
Je weet de kenmerken van de stroomgebieden van Rijn en Maas.

Slide 2 - Tekstslide

Even je geheugen opfrissen

Slide 3 - Tekstslide

Waterkringloop

Slide 4 - Tekstslide

Welke soorten water zijn er?
  •  Zoet water - Zout water

  •  Oppervlakte water - grondwater

  • vernieuwbaar - niet vernieuwbaar

Slide 5 - Tekstslide

Polder

Slide 6 - Woordweb

Zeepolder 
Een zeepolder ligt aan zee en ontstaat door sedimentatie van zand en klei. Zeepolders liggen ongeveer op zeeniveau

Slide 7 - Tekstslide

Veenpolder
Een veenpolder was vroeger een veenmoerras. De boeren maakte deze geschikt voor landbouw door het gebied te ontwateren. (sloten graven) Door de ontwatering zakte het land in. Het veen is massaal afgegraven.

Slide 8 - Tekstslide

Droogmakerij
Een droogmakerij is een polder.
Hoe werd deze polder gemaakt?
  1. Eerst werd er een ringdijk gebouwd.
  2. Daarna werd er een ringvaart gemaakt.
  3. Tenslotte werd de polder doorgepompt door bijvoorbeeld een molen.

Slide 9 - Tekstslide

ijsselmeerpolder
  • 20e eeuw
  • Vroegere Zuiderzee
  • Flevoland/Noord-Oostpolder

Slide 10 - Tekstslide

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Uitleg drietrapsstrategie

Slide 11 - Tekstslide

Drietrapsstrategie

Slide 12 - Tekstslide

Het stroomgebied van Rijn en Maas

Overeenkomsten?
Verschillen?

Slide 13 - Tekstslide

Stroomgebied A       Stroomgebied B
het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag en grondwater via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt

Slide 14 - Tekstslide


Waar ligt hier de waterscheiding?
A
B
C
D
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

De waterscheiding is de grens tussen 2 stroomgebieden

Slide 16 - Tekstslide

Een stroomstelsel is het geheel van de hoofdrivier met al zijn zijtakken
Blauw = Stroomstelsel
Rood = Stroomgebied

Slide 17 - Tekstslide

Soorten rivieren

Slide 18 - Tekstslide

Tekening opbouw rivier

Slide 19 - Tekstslide

Een stroomstelsel bestaat uit drie delen, die samen het lengteprofiel vormen
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

1. De bovenloop: 
- hoog in de bergen
- rivier stroomt snel
- erosieve kracht groot


2. De middenloop: 
- het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden
- erosie en sedimentatie


3. De benedenloop: 
- dicht bij de monding
- lage stroomsnelheid
- sedimentatie 

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de volgende opdrachten van paragraaf 2.1

4 (a niet) - 6 - 7

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 4B
Erosie vindt overal in de lengteprofiel plaats. In welk deel van het lengteprofiel snijdt de rivier zich vooral in? Waarom juist in dat deel?

  • De rivier snijdt zich vooral in de bovenloop van een rivier in, omdat de stroomsnelheid daar het grootst is vanwege de steilheid van de helling/het grootste verhang. Puin wordt opgetild en meegevoerd. Het met puin beladen water snijdt zich in de bedding in.

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 4C
Beredeneer waarom de sedimentatie overheerst in de benedenloop van een natuurlijk stromende rivier. Let op oorzaak - gevolg

  • In de benedenloop neemt het verhang af (oorzaak),  waardoor de stroomsnelheid afneemt en er steeds meer sedimentatie plaatsvindt (gevolg). 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 4D
Welk verband is er tussen de stroomsnelheid en de mate van sedimentatie?

  • Hoe lager de stroomsnelheid van de rivier, hoe groter de sedimentatie.

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 5A
Wat is het gevolg van de Rijnkanalisatie voor het debiet van zowel de IJssel als de Lek?

  • De IJssel voert meer water af na de Rijnkanalisatie; de Lek voert veel minder water af.

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 5B
Langs welke drie stuwen stroomt het water in de Neder-Rijn achtereenvolgens?

  • langs de stuwen bij Driel, Amerongen en Hagestein

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 5c
Verklaar de stand van de stuw in figuur 2.6 a/b

  • Als de waterafvoer van de Rijn laag is, wordt de stuw gesloten (figuur 2.6B) omdat er anders te weinig water naar het IJsselmeer stroomt (in verband met de drinkwatervoorziening en water voor de landbouw).
  •  Als de waterafvoer van de Rijn hoog is, staat de stuw open (figuur 2.6A). Op die manier wordt er zo veel mogelijk water afgevoerd (en kan een eventuele overstroming worden tegengegaan.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 5d
Verklaar hoe het zoute water vroeger via de Nieuwe Waterweg zo ver landinwaarts kon stromen

  • Er stroomde te weinig zoet (rivier)water via de rivieren (Lek, Noord en Oude Maas) naar zee (oorzaak), waardoor het zoute water onvoldoende kon worden teruggedrongen (gevolg). 

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 5e
Beredeneer hoe het binnendringende zoute water nu wordt teruggedrongen

  • Door de stuwen in de Neder-Rijn en de dammen in het Haringvliet en het Volkerak stroomt er (via de Noord, de Oude Maas en de Lek-Nieuwe Maas) meer water dan voorheen naar de Nieuwe Waterweg. Dit zoete water verdringt het zoute water.

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 6a
Waarom zijn de Bovenmaas, de GRensmaas en de Plassenmaas niet bedijkt?

  • De Maas stroomt daar door een diep ingesneden dal. Er liggen geen (laaggelegen en dichtbevolkte) poldergebieden die door de dijken tegen overstromingen beschermd moeten worden.

Slide 32 - Tekstslide

Vraag 6b
De scheepvaart tussen Maastricht en Maasbracht gebruikt het Julianakanaal. Noteer 2 redenen waarom schepen op dat traject de Maas niet gebruiken?

  • Twee redenen gevraagd:
  •  1) Tussen Maastricht en Maasbracht is de Maas ongestuwd waardoor de rivier in de zomer bij geringe waterafvoer onbevaarbaar is (atlas).
  • 2) Tussen Maastricht en Maasbracht liggen (ondiepe) grindbanken in de rivier (figuur 2.7). Dat is een probleem in de zomer wanneer er een geringe waterafvoer is.

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 7a
Leg uit in welk jaargetijde het Nederlandse deel van de Rijn het meeste water afvoert

  • In de winter voert de Rijn het meeste water af, omdat de verdamping dan zeer gering is en er veel regenwater is.

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 7b
Vul in

  • 1 Trier
  •  2 Keulen
  •  3 Basel

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 7c
Geef een uitleg voor de keuze van Basel. Let op oorzaak - gevolg

  • De Rijn bij Basel wordt vooral gevoed door smeltwater (oorzaak),  waardoor de afvoer een piek vertoont in de periode april-september (gevolg). 

Slide 36 - Tekstslide