week 20

Planning woensdag
- Anne Frank project
- Lezen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning woensdag
- Anne Frank project
- Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning dinsdag
- Oefenen persoonlijk verslag schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een persoonlijk verslag
- In een persoonlijk verslag schrijf je over iets wat je hebt gedaan of meegemaakt.
- Door de 5w+h-vragen te verwerken, is jouw tekst compleet.
- Een persoonlijk verslag heeft een inleiding, middenstuk en slot.
- In de inleiding schrijf je kort waar het verslag over gaat, in het middenstuk vertel je de gebeurtenissen in chronologische volgorde en in het slot geef je je mening. Volgordewoorden helpen hierbij: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe pak je dit aan?
1. Beantwoord de 5w+h-vragen

2. Schrijf een kladversie 

3. Schrijf alles netjes op

4. Lees na!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je op letten?
- In de inleiding vertel je kort waar de tekst over gaat
- In het slot vat je jouw mening samen
- Je maakt gebruik van alinea's
- Een alinea start met een kernzin
- Je gebruikt volgordewoorden zodat je tekst in een logische, chronologische volgorde staat
- Je maakt juist gebruik van leestekens
- Je tekst bevat geen spelling- en formuleringsfouten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopdracht
Afgelopen zaterdagavond ben je uit eten geweest in het restaurant Tokyo. Hier heb je typische Japanse gerechten gegeten, waaronder een kip teriyaki, sushi en groentetempura.
Het personeel had traditionele Japanse kleding aan en er werd Japanse muziek gedraaid.

Schrijf een persoonlijk verslag over dit etentje.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het persoonlijk verslag moet staan:
• Antwoord op de 5w+h-vragen.
• Een pakkende openingszin, zodat de lezer nieuwsgierig wordt naar de rest van het verslag.
• Je mening van de avond en waarom je dat vond.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven
- Het verslag bestaat uit ongeveer 150 woorden.
- Verdeel de tekst in drie of meer alinea’s.
- Gebruik voor de tekst de volgende opbouw:
• Beschrijf in de inleiding het onderwerp.
• Beschrijf in het middenstuk wat je deed en meemaakte.
• Gebruik in het middenstuk ten minste drie verschillende volgordewoorden.
• Beschrijf in het slot je mening met uitleg.
- Noteer een passende titel boven je tekst.
- Zet je naam en je klas onder de tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de 5w+h-vragen op:
Afgelopen zaterdagavond ben je uit eten geweest in het restaurant Tokyo. Hier heb je typische Japanse gerechten gegeten, waaronder een kip teriyaki, sushi en groentetempura.
Het personeel had traditionele Japanse kleding aan en er werd Japanse muziek gedraaid.
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een kladversie:
Afgelopen zaterdagavond ben je uit eten geweest in het restaurant Tokyo. Hier heb je typische Japanse gerechten gegeten, waaronder een kip teriyaki, sushi en groentetempura.
Het personeel had traditionele Japanse kleding aan en er werd Japanse muziek gedraaid.
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de eindversie:
Afgelopen zaterdagavond ben je uit eten geweest in het restaurant Tokyo. Hier heb je typische Japanse gerechten gegeten, waaronder een kip teriyaki, sushi en groentetempura.
Het personeel had traditionele Japanse kleding aan en er werd Japanse muziek gedraaid.
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning donderdag
- Herhalen werkwoordspelling
- Elkaar feedback geven
- Zelfstandig proefwerk voorbereiden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (schaatsen).

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken
Let op de volgende punten:
• Is de tekst verdeeld in alinea’s?
• Heeft de tekst ongeveer 150 woorden?
• Staat in de tekst het antwoord op alle 5w+h-vragen?
• Klopt de inhoud van de alinea’s met de opdracht?
• Zijn de gebeurtenissen in een logische volgorde geschreven?
• Staan er ten minste drie verschillende volgordewoorden in de tekst?
• Staat er een passende titel boven de tekst?
• Staat je naam en je klas onder de tekst?
• Zijn leestekens op de juiste manier gebruikt?
• Begint elke zin met een hoofdletter?
• Zijn alle woorden goed gespeld?

Nakijken

Let op de volgende punten:

• Is de tekst verdeeld in alinea’s?
• Heeft de tekst ongeveer 150 woorden?
• Staat in de tekst het antwoord op alle 5w+h-vragen?
• Klopt de inhoud van de alinea’s met de opdracht?
• Zijn de gebeurtenissen in een logische volgorde geschreven?
• Staan er ten minste drie verschillende volgordewoorden in de tekst?
• Staat er een passende titel boven de tekst?
• Staat je naam en je klas onder de tekst?
• Zijn leestekens op de juiste manier gebruikt?
• Begint elke zin met een hoofdletter?
• Zijn alle woorden goed gespeld?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel succes morgen!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies