1THA1 Het werkwoordelijk gezegde

Welkom

Ontleden


Werkwoordelijk gezegde
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ontleden


Werkwoordelijk gezegde
Nederlands

Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop, lesboek+schrift

Slide 1 - Tekstslide

Programma dinsdag 17 januari
  • Lezen
  • Terugkoppeling vorige les 
  • Zelfstandig werken 
  • Nieuwe uitleg: lijdend voorwerp
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

#Boekpraat
Genre?
Welk genre is je boek? 
Wat spreekt je hierin aan?
Nederlands

Waar speelt het verhaal zich af?

Slide 4 - Tekstslide


Zinsontleden stap voor stap

  1. persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen
  3. onderwerp
  4. gezegde

Grammatica - zinsdelen

Slide 5 - Tekstslide


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre klagen al weken over de lockdown.

1. PV =
2. Strepen zetten
3. OW = 

Slide 6 - Tekstslide


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre  | klagen | al weken | over de lockdown.

1. PV = klagen
2. Strepen zetten
3. OW = Joey en Emre
4. WG = ??

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Leerdoelen 1 tha
Ik weet:

  • dat er drie lidwoorden zijn: de, het en een;
  • dat een lidwoord (lw) voor een zelfstandig naamwoord (znw) staat;
  • dat zelfstandige naamwoorden woorden voor mensen, dieren of dingen zijn;
  • dat je de meeste zelfstandige naamwoorden in het meervoud kunt zetten;
  • dat het werkwoordelijk gezegde een zinsdeel is dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin;
  • dat je zinnen in zinsdelen kunt verdelen.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 1 tha
Ik weet: 

  • wat het onderwerp is;
  • hoe je het onderwerp vindt;
  • wat het werkwoordelijk gezegde is;

Slide 10 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde

  • zegt wat het onderwerp doet
  • bestaat uit alle werkwoorden in de zin

  • bevat alle onderdelen van een scheidbaar werkwoord
  • aan het & te horen ook bij het WG (als ze voor het werkwoord staan)

Grammatica - zindelen

Slide 11 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde - voorbeeld








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre  | klagen | al weken | over de lockdown.

1. PV = klagen
2. Strepen zetten
3. OW = Joey en Emre
4. WG = klagen

Slide 12 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Mijn vader en moeder willen nog deze zomer verhuizen.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG = 

timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Mijn vader en moeder | willen | nog deze zomer | verhuizen.

1. PV = willen
2. Strepen zetten
3. OW = Mijn vader en moeder 
4. WG = willen verhuizen

Slide 14 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence was de hele zomer aan het voetballen.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG = 

timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence | was | de hele zomer | aan het voetballen.

1. PV = was
2. Strepen zetten
3. OW = Terrence
4. WG = was aan het voetballen

Slide 16 - Tekstslide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen?
- Wat is het onderwerp in deze zinnen?  
- Schrijf het op papier 

1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen?


1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn de werkwoordelijke gezegdes in deze zin:
De baby viel eindelijk in slaap toen ze de hele middag had gehuild.

Slide 19 - Open vraag

Zelfstandig werken

Je werkt in cursus 5 grammatica en gaat verder met je opdrachten:
TH :                                                                                                               HA: 
$2 persoonsvorm in de zin en zinsdelen / blz. 200             blz. 204
$4 onderwerp in de zin / blz. 206                                                 blz. 208
$6 werkwoordelijk gezegde / blz. 210                                        blz. 212


timer
25:00

Slide 20 - Tekstslide

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 21 - Tekstslide

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hans en Marije gaan voor de tweede keer dit jaar op vakantie.
A
gaan
B
gaan op vakantie
C
op vakantie

Slide 22 - Quizvraag

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens

Slide 23 - Quizvraag

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Mira en Sil zijn een muurtje aan het metselen.
A
zijn
B
zijn metselen
C
zijn aan het metselen

Slide 24 - Quizvraag

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen ga ik echt mijn huiswerk maken.
A
ga
B
ga maken
C
ga huiswerk maken

Slide 25 - Quizvraag

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen bel ik mijn moeder op.
A
bel
B
bel op
C
ik

Slide 26 - Quizvraag

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Welke idioot heeft dat plan verzonnen?
A
Welke idioot
B
heeft
C
heeft verzonnen

Slide 27 - Quizvraag


Lijdend voorwerp

  • zegt wat iemand 'ondergaat' of 'overkomt'

  • je vindt het lijdend voorwerp:
  • wat (soms wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Tip: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (op, aan, tussen, naar, over, achter, enz.)
Grammatica - zindelen

Slide 28 - Tekstslide


Lijdend voorwerp - voorbeeld








Grammatica - zinsdelen
Op de markt heeft / Rico / een warme winterjas gekocht.

1. PV = heeft
2. Strepen zetten
3. OW = Rico
4. WG = heeft gekocht
5. LV= een warme winterjas

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Je werkt in cursus 5 grammatica en gaat verder met je opdrachten:
TH :                                                                                                               HA: 
$6 werkwoordelijk gezegde / blz. 210                                        blz. 212

$7 lijdend voorwerp/ blz. 214                                                         blz. 216


timer
25:00

Slide 30 - Tekstslide