Levensloop hoofdstuk 5 deel 1

Hoofdstuk 5 deel 1
Aan het einde van de les:
  • kun je de hoogte van het vermogen uitrekenen en interpreteren
  • kun je uitleggen dat bij lenen en sparen sprake is van ruilen over de tijd
  • kun je de invloed van rente en verwachte prijsstijgingen op sparen en lenen uitleggen
  • kun je verschillende vormen van beleggen benoemen en het rendement er van uitrekenen
  • ben je op de hoogte van de risico's van beleggen in aandelen en obligaties en de relatie tussen risico en rendement
  • Ken je het begrip tijdvoorkeur
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 deel 1
Aan het einde van de les:
  • kun je de hoogte van het vermogen uitrekenen en interpreteren
  • kun je uitleggen dat bij lenen en sparen sprake is van ruilen over de tijd
  • kun je de invloed van rente en verwachte prijsstijgingen op sparen en lenen uitleggen
  • kun je verschillende vormen van beleggen benoemen en het rendement er van uitrekenen
  • ben je op de hoogte van de risico's van beleggen in aandelen en obligaties en de relatie tussen risico en rendement
  • Ken je het begrip tijdvoorkeur

Slide 1 - Tekstslide

Inkomen
In klas 3 hebben we geleerd dat door te produceren inkomen wordt verdiend.
De 4 productiefactoren leveren inkomen op
Kapitaal > huur en rente
Arbeid > loon
Natuur > pacht
Ondernemerschap > winst

Slide 2 - Tekstslide

We onderscheiden inkomen uit arbeid en inkomen uit bezit.
Loon is het inkomen uit arbeid.
Alle overige inkomens zijn inkomen uit bezit:
Doordat je grond bezit ontvang je pacht
Doordat je geld bezit ontvang je rente
Doordat je gebouwen bezit ontvang je huur
Doordat je een bedrijf bezit ontvang je winst

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer je geld over hebt kun je dit geld beleggen. Bij beleggen leg je geld vast voor kortere of langere tijd met als doel er financieel voordeel uit te halen. Je hoopt dat je belegging straks meer waard wordt. De opbrengst van een belegging noemen we het rendement. Het rendement reken je uit door de opbrengst van de belegging als percentage van het belegde bedrag uit rekenen. (deel van het geheel)

Slide 4 - Tekstslide

Ruilen over de tijd
Wanneer je spaart of belegt stel je je besteding uit. Nu besteed je minder en later besteed je meer. 
Wanneer je leent haal je je bestedingen naar voren. Nu besteed je meer en later besteed je minder (want dan moet je het geleende geld terugbetalen en rente betalen).
Dit noemen we ruilen over de tijd: het naar voor halen of juist het uitstellen van bestedingen.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

vormen van beleggen
Je kunt op verschillende manieren beleggen. Bijvoorbeeld door te sparen of door een obligatie of aandeel te kopen. Tegenwoordig zijn crypto valuta ook populair om in te beleggen.
Een obligatie is een schuldbewijs van grote ondernemingen of de overheid; zij geven obligatieleningen uit als ze geld nodig hebben. Mensen die zo'n obligatie kopen krijgen dan jaarlijks een bepaalde rente en na afloop van de afgesproken periode krijgen ze het geleende bedrag terug. 

Slide 7 - Tekstslide

Door te beleggen kan je vermogen groeien, maar ook afnemen!

Je vermogen is het verschil tussen je bezittingen en je schulden

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer is het kopen van obligaties of aandelen interessant?
A
Als de rente op de spaarrekening hoog is
B
Als de rente op de spaarrekening laag is

Slide 9 - Quizvraag

Het kopen van obligaties  is niet helemaal zonder risico; stel dat je je geld aan de Griekse overheid hebt uitgeleend dan kan je misschien wel naar je geld fluiten.
Obligaties zijn wel minder risicovol van dan het kopen van aandelen.
Als je een aandeel van een bedrijf koopt ben je voor een (heel klein) deel eigenaar van dit bedrijf en krijg je een deel van de winst van dat bedrijf (=dividend) Bij verlies krijg je niks en je aandeel kan ook minder waard worden! Bij obligaties krijg je altijd een vast rentepercentage, onafhankelijk van de winst van het bedrijf

Slide 10 - Tekstslide

In het algemeen geldt:
Hoe groter het risico van een belegging; hoe hoger het rendement

Het rendement is de opbrengst van de belegging; dit kan dus zijn de rente over het spaargeld, de rente over een obligatie of het dividend op aandelen

Slide 11 - Tekstslide


Sam koopt op 31 december 2018 100 aandelen Philips voor 29 euro per aandeel. In 2019 krijgt hij per aandeel 0,80 euro dividend. Bereken het rendement voor Sam in 2019 in procenten van zijn belegde bedrag
A
0,80 euro
B
0,8%
C
2,8%
D
4,2%

Slide 12 - Quizvraag

tijdvoorkeur
Als je een hoge tijdvoorkeur hebt dan hou je niet van sparen of beleggen; je wil NU genieten van het geld dat je hebt en dus NU consumeren. 
Als je een lage tijdvoorkeur hebt dan vind je het niet erg om te wachten met consumeren; je spaart/belegt graag.

Slide 13 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 14 - Tekstslide

huiswerk
Maken 5.1 t/m 5.8. 

Slide 15 - Tekstslide