Afronding voor de toets

Afronding van de suikermodule
Na deze les weet je van alle punten wat je kan verwachten. 
Op ELO staan ook nog de nodige documenten + kijk bij eerdere Lesson Ups. 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Afronding van de suikermodule
Na deze les weet je van alle punten wat je kan verwachten. 
Op ELO staan ook nog de nodige documenten + kijk bij eerdere Lesson Ups. 

Slide 1 - Tekstslide

De scheidingsmethoden 
Je moet de verschillende soorten kennen. 
Van deze methoden moet je weten waar ze op berusten (te maken hebben).
Weet hoe de scheidingsmethoden werken. 
Met deze scheidingsmethoden moet je een mengsel kunnen scheiden.

Slide 2 - Tekstslide

Thee zetten:
Welke scheidingsmethoden zijn dit?
A
Indampen-filtreren
B
Droogkoken-extraheren
C
Destilleren-adsorberen
D
Extraheren-filtreren

Slide 3 - Quizvraag

Welke scheidingsmethoden kun je NIET gebruiken bij een oplossing?
A
Destilleren
B
Filtreren
C
Indampen
D
Deze kun je allen niet gebruiken

Slide 4 - Quizvraag

Waarop berust de scheidingsmethoden extraheren?
A
Verschil in dichtheid
B
Verschil in kookpunt
C
Verschil in deeltjes grootte
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 5 - Quizvraag

Joost en Lieke moeten een mengsel scheiden. Het mengsel is doorzichtig blauw. Ze willen een kleurloos mengsel overhouden. Welke scheidingsmethoden ze moeten gebruiken. (leg uit)
Blokschema mag ook.

Slide 6 - Open vraag


Nienke wil het ontstane mengsel in buis 2 scheiden.
Leg uit hoe ze dit mengsel eenvoudig kan scheiden.

Slide 7 - Open vraag

Als men stenen en meel wil scheiden, gebruik ik de scheidingsmethode...
A
Bezinken
B
Zeven
C
Filtreren
D
Centrifugeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat kan je scheiden door te adsorberen?
A
Een mengsel van zout en zand
B
Een mengsel van zand en water
C
Een mengsel van inkt en water
D
Een mengsel van inkt en zand

Slide 9 - Quizvraag

Met welke scheidingsmethodes kan je twee gemengde vloeistoffen van elkaar scheiden?
A
Destilleren
B
Bezinken
C
Indampen
D
Afschenken

Slide 10 - Quizvraag

Soorten stoffen
Je hebt zuivere stoffen of mengsels. 
Qua mengsels: suspensie, oplossing of een emulsie. 
Ken deze soorten.

Slide 11 - Tekstslide

Sleep de mengsels naar de juiste naam.

emulsie

suspensie

oplossing
water en olie
krijt in water
suiker in water

Slide 12 - Sleepvraag

Info uit de practica
Hier hebben we het nog over een katalysator, reagens, blokschema gehad. 
De eerste twee moet je kennen qua begrip. De laatste (blokschema's) moet je kunenn toepassen. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een indicator en waar moet een indicator aan voldoen(2)?

Slide 14 - Open vraag

met welk reagens kan je water aantonen?
A
Custart poeder
B
blauw kopersulfaat
C
wit kopersulfaat
D
Jood

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de taak van een katalysator?

Slide 16 - Open vraag

Rekenen met deze module
Dit onderdeel is altijd leuk!
JE moet kunen rekenen aan de dichtheid, de concentratie en de oplosbaarheid. 
Berekeningen lijken op elkaar. 

Slide 17 - Tekstslide

Oplosbaarheid 
Je kan een onverzadigde, een verzadigde en een oververzadigde oplossing hebben. 

Onverzadigd: kan meer bij
Verzadigd: precies wat er in kan. 
Oververzadigd: er zit meer in dan kan, 
dus komt dat op de bodem te liggen.

Slide 18 - Tekstslide

Oplosbaarheid rekenvoorbeeld
De oplosbaarheid van suiker in water  is 1600 g/L.

Bereken hoeveel gram oplost in 150 mL water
oplosbaarheid = massa / volume
massa = oplosbaarheid x volume
massa = 1600 x 0,150 = 240 gram

Slide 19 - Tekstslide

We kunnen in 200 mL water maximaal 165 gram soda oplossen. De oplosbaarheid van soda is?
A
0,825 gram per liter
B
825 gram per liter
C
33000 gram per liter
D
825 kg per liter

Slide 20 - Quizvraag

Een leerling kan maximaal 18 gram keukenzout oplossen in 50,0 mL water. Bereken de oplosbaarheid.
A
36,0 gram per liter
B
360 g per liter
C
3,60 g per liter
D
0,36 g per liter

Slide 21 - Quizvraag

Anna lost 252 g glucose op in 625 mL water. Glucose heeft een oplosbaarheid van 0,909 kg/L. Is deze oplossing verzadigd of onverzadigd? Leg uit met een berekening.

Slide 22 - Open vraag


Invloed oplosbaarheid
De maximale hoeveelheid gram van een stof die kan oplossen in 1 kg oplosmiddel noem je oplosbaarheid (bij 20 C). Oplosbaarheid is dus afhankelijk van het oplosmiddel.

Bij een hogere temperatuur kan er meer vaste stof oplossen, MAAR minder gas zoals zuurstof.
Wanneer je meer stof toevoegt, lost het niet op en zakt het naar de bodem. Dit noem je een (over)verzadigde oplossing


Slide 23 - Tekstslide

dichtheid
dichtheid=volumemassa
massa=dichtheidvolume
volume=dichtheidmassa

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen aan dichtheid
Dichtheid =massa / volume
Een stalen balk van 2 dm3 met een dichtheid van 7.85 g/cm3, wat is de massa in kg?

volume = 2 dm3 = 2000 cm3 
massa = dichtheid  *volume = 7,85  x 2000 =15700 g

Slide 25 - Tekstslide

Je hebt 125 mL pure alcohol. De dichtheid van alcohol is 0.7893 g/cm3. Wat is dan het massa van deze hoeveeheid alcohol?

Slide 26 - Open vraag

Succes met leren!

Slide 27 - Tekstslide