Communicatie 7 t/m 9 herhalen

Communicatie 7 t/m 9 herhalen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 7 t/m 9 herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Herhalen KERN 7 t/m 9
25 min
-Herhalen presentatie
10 min
-Zelfstandig werken
10 min
-Lesafsluiting


5 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat;
  •  Je kan de elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen;
  •  Je kan uitleggen op welke manier een bepaald element het communicatieproces beïnvloedt en uitingen hierop aanpassen;
  • Je kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bedenken waarin je doelmatig de elementen van communicatie inzet. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekststructuren ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

Welke tekststructuur herken je?
A
argumentatiestructuur
B
probleem/ oplossingsstructuur
C
verklaringsstructuur

Slide 5 - Quizvraag

Wat is GEEN tekststructuur?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
aspecten
D
synoniem

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de tekststructuur?
A
probleem - oplossing
B
beschrijving
C
verklaring
D
voor- en nadelen

Slide 7 - Quizvraag

Tekststructuren

Slide 8 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden blz 64


Opsomming

eerst, ten eerste – ten tweede – ten slotte, om te beginnen, ook, en, daarna, tevens, vervolgens, bovendien
Tijd
Eerst, nadat, toen, terwijl, wanneer, daarna, dadelijk, intussen
Tegenstelling
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen
Reden-oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is
Voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
Voorwaarde
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij
Conclusie
dus, concluderend, dat betekent, kortom
Vergelijking
net zo als, even … als, in vergelijking met, 
Doel-middel
waarmee, zodat, om ... te, door middel van, met behulp van 
Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, mits, indien
Inperking
hoewel, ondanks, natuurlijk....maar
Verduidelijking
dit betekent, met name, dit houdt in, dat wil zeggen, onder meer
Samenvatting
samengevat, kortom, dus

Slide 9 - Tekstslide

Welk verband hoort bij het signaalwoord "echter"?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "vergelijking"
A
daarna
B
doordat
C
als
D
net zo als

Slide 11 - Quizvraag

Jolanda verdient minder geld dan ik.

Wat is het signaalwoord en het bijbehorend tekstverband?

Slide 12 - Open vraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
vergelijking
samenvatting
doel-middel
al met al
meer dan
kortom
zodat
met behulp van
evenals

Slide 13 - Sleepvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
concluderend
oorzaak-gevolg
tijdsvolgorde
dus
nadat
zodat
dadelijk
doordat
dan ook

Slide 14 - Sleepvraag

Waarom zijn samenvattingen handig? Noem twee redenen!

Slide 15 - Woordweb

Tijdswinst en overzicht
Een samenvatting is een korte versie van een langer origineel waarin op vereenvoudigde wijze de hoogtepunten worden uitgelicht en beknopt de hoofdgedachte wordt weergegeven. 
Biedt tijdswinst en overzicht.
Overal in opmerkelijke verschijningsvormen zien we samenvattingen: tabellen, grafieken, infographics, instructiefilmpjes, PPT, korte berichten op Social Media, reviews en nieuwsheadlines. 

Slide 16 - Tekstslide

In gesprekken
Huisarts vat samen wat je klachten zijn, voor hij een behandeling start. 
Docent vat samen wat gezegd is. 
Helpt om te controleren of je de ander begrijpt en om overzicht te bewaren. Soms dwaal je af en door samen te vatten, pak je de rode draad van het verhaal weer op. Daarbij kan je een gesprek sturen door te samenvatten. Door alleen informatie te herhalen die jij belangrijk vindt, geef je richting aan het gesprek. 

Slide 17 - Tekstslide

Soorten samenvattingen
Informatieve samenvatting --> bevat belangrijkste informatie uit origineel, is verkorte versie. Kan in tekst en schematisch worden weergegeven (mindmap, tabel, grafiek). 
Synopsis --> samenvatting van boek of verhaal. Bevat loop van het verhaal, personages met karakter en drijfveren en omgeving. 
Indicatieve samenvatting --> je vertelt de kijker of lezer wat hij kan verwachten als hij het origineel gaat lezen of bekijken, zonder de precieze inhoud al te verklappen. Soort inhoudsopgave in volzinnen: je weet wat de onderwerpen zijn, zonder uitleg. 

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan informatieve samenvatting
1: lees, bekijk of beluister het origineel nauwkeurig. Bepaal of je het in één deel kan samenvatten, of niet. Bijvoorbeeld per paragraaf. 
2: Formuleer het onderwerp en de hoofdgedachte van het samen te vatten stuk. 
3: Markeer welke woorden/zinnen/beelden passen bij de hoofdgedachte of maak aantekeningen. 
4: Markeer hoofdzaken en maak aantekeningen. Soms wel voorbeelden; deze helpen je dingen gemakkelijker te onthouden. 
5: Kies een vorm: lopende zinnen, dots, schema. 
6: Denk na over de opbouw. Chronologie maakt je samenvattingen logischer. 
7: Herlees of bekijk je samenvatting en controleer of de belangrijkste informatie uit het origineel behouden is gebleven. 

Slide 19 - Tekstslide

Bronnenonderzoek

Relevantie --> welke bron kan je wel gebruiken en welke niet.
Betrouwbaar --> is het waar wat er staat, is het geschreven door iemand met verstand.
Gezaghebbende organisatie --> een organisatie door een belanghebbende.
Deskundig --> heeft de auteur verstand van het onderwerp.
Actueel --> een huidige of verouderde bron. 
Volledig --> als al het nodige aanwezig is. 
Belang --> hebben auteurs de tekst geschreven met een doel. 
Tekstdoel --> het doel van de tekst. 
Genuanceerd --> houdt zijn eigen mening voor zich.
Bibliografie --> bronnenlijst. 
Sneeuwbalmethode --> als je bron leidt naar een nieuwe bron. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat doe je vóórdat je actief begint te zoeken naar bronnen?

Slide 21 - Woordweb

Hoe bepaal je of een bron relevant is?

Slide 22 - Open vraag

Bronvermelding

Plagiaat --> wanneer je informatie uit andere bronnen gebruikt, zonder het te vermelden. 
Repliceren --> wanneer een andere onderzoeker hetzelfde onderzoek doet en dus hetzelfde resultaat krijgt. 
Parafraseren --> in eigen woorden samenvatten. 
Citeren --> letterlijk uit de tekst overnemen. 
Bibliografie --> literatuurlijst, lijst met al je gebruikte bronnen. 
Verwijssysteem --> manier om een bron te vermelden. 

Slide 23 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om je bronnen te vermelden?

Slide 24 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen parafraseren en citeren.

Slide 25 - Open vraag

Presentatie



Zijn er vragen over de literaire presentatie?

Slide 26 - Tekstslide

Zelfstandig werken


De rest van de les ga je aan de slag met:
-Maken van opdrachten paragraaf 1 t/m 9.
-Voorbereiden presentatie (welk boek, welke onderwerpen etc). 

Je hebt tot 5 minuten voor het einde van de les de tijd. 

Slide 27 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat communicatie is en uit welke elementen het communicatieproces bestaat.





Je kan de elementen van het communicatieproces herkennen en benoemen.
Je kan zelf nieuwe voorbeelden vinden van (mis)communicatie of uitingen bedenken waarin je doelmatig de elementen van communicatie inzet. 
Je kan uitleggen op welke manier een bepaald element het communicatieproces beïnvloedt en uitingen hierop aanpassen.

Slide 28 - Sleepvraag