6.2 Macht en politieke instituties

6.2 Macht en politieke instituties
les 1
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.2 Macht en politieke instituties
les 1

Slide 1 - Tekstslide

Moet je thuis wel eens iets doen/ergens bij helpen waar je geen zin in hebt? Wat dan?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
Hoofdstuk 6: Bindingsvraagstuk: hoe blijft de samenleving bij elkaar en waarom valt hij niet uit elkaar? Welke rol speelt de staat hierin?

  • Ik ken en herken het kernconceptmacht.


  • Ik kan vier verschillende machtsbronnen benoemen.

  • Ik ken en herken het kernconcept politieke institutie. 

 

Slide 3 - Tekstslide

KC: Macht
Macht: het vermogen om hulpbronnen in te zetten om
-bepaalde doelstellingen te behalen en
-de handelingsmogelijkheden van andere te beperken of te vergroten.


Ofwel: 
-mogelijkheden hebben om je doelen te kunnen behalen
-mogelijkheid om een ander te helpen of juist tegen te werken


Slide 4 - Tekstslide

Welke onderdeel van de definitie van 'macht' herken je?

Je bent op zoek naar een bijbaantje. Je tante heeft een kennis die nog een hondenoppas zoekt. Je wordt aangenomen, omdat je je tante een goed woordje voor je laat doet.
A
het vermogen een hulpbron in te zetten om een doel te behalen
B
het vermogen een hulpbron in te zetten om de mogelijkheden van een ander te vergroten
C
het vermogen een hulpbron in te zetten om de mogelijkheden van een ander te verkleinen

Slide 5 - Quizvraag

Machtsbronnen
Je kunt macht hebben op basis van verschillende bronnen (dus: de reden waarom je invloed op mensen kunt uitoefenen).

Affectieve machtsbronnen: op basis van gevoel en emotie
Cognitieve machtsbronnen: op basis van kennis
Economische machtsbronnen: op basis van geld, bezit of schaarse goederen
Politieke machtsbronnen: de overheid, politieke machtshebbers

Net als bij groepen is er formele (vastgelegd in wetten en regels) en informele (niet vastgelegde) macht . 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke soort macht herken je?
1. De directeur van de school bepaalt dat je geschorst wordt als je spiekt tijdens je examen.
2. Je gaat in dezelfde stad studeren als je beste vriend/vriendin, omdat je dat gezellig vindt.
A
1. formeel, 2. formeel
B
1. formeel, 2. informeel
C
1. informeel, 2. formeel
D
1. informeel, 2. informeel

Slide 8 - Quizvraag

Politieke institutie
Mensen gedragen zich meestal zoals van ze verwacht wordt, omdat ze zich aan regels houden. 

Politieke instituties: complex van min of meer geformaliseerde regels 
-die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en besluitvorming reguleren.

Ofwel: 
Regels en afspraken die ons gedrag sturen en die onze relaties sturen, 
in de politiek en de politieke besluitvorming.

Slide 9 - Tekstslide

Politieke institutie
Bijvoorbeeld: de verkiezingen, de democratie, de trias politica, 
de overheid, stemrecht in de tweede kamer etc.. 

Let op: Een institutie is niet hetzelfde als een instelling.
Naar een instelling kun je een brief sturen (is dus fysiek en concreet) naar een institutie niet (is dus abstract).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Leg uit dat de manier van praten in het Lagerhuis een politieke institutie is.
Gebruik delen van de definitie van politieke institutie.

Slide 12 - Open vraag

Leerdoelen
Hoofdstuk 6: Bindingsvraagstuk: hoe blijft de samenleving bij elkaar en waarom valt hij niet uit elkaar? Welke rol speelt de staat hierin?

  • Ik ken en herken het kernconceptmacht.


  • Ik kan vier verschillende machtsbronnen benoemen.

  • Ik ken en herken het kernconcept politieke institutie. 

 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Maken: 6.2 opdracht 4

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide