Les 2 Hoofdstuk 3 Handelskennis
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een bedrijf heeft 50 tot 250 medewerkers. behoort het tot:
A
Microbedrijf
B
kleinbedrijf
C
Middelgrootbedrijf
D
grootbedrijf
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel werknemers heeft en kleinbedrijf?
A
minder dan 10 werknemers
B
10-50 werknemers
C
50-250 werknemers
D
meer dan 250 werknemers
Slide 4 - Quizvraag
Wat wordt binnen de marketing bedoeld met de extra waarde die je moet toevoegen?
A
Customer service aanbieden
B
Producten en diensten aanbieden
C
De prijzen verhogen
D
Jezelf onderscheiden
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de bedrijfskolom?
timer
1:00
A
Een verzameling bedrijven die dezelfde producten verkopen
B
De bedrijfskolom geeft de weg aan die goederen afleggen voor ze bij de klant zijn
C
Een ander woord voor branche
D
Een verzameling bedrijven die ongeveer evenveel omzet draaien
Slide 6 - Quizvraag
Wie zit er niet in de bedrijfskolom?
A
Oerproducent
B
Detailhandel
C
Schakel
D
Consument
Slide 7 - Quizvraag
Bij branchevervaging worden in jouw branche producten verkocht die uit een andere branche komen
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een niet-winkelvorm
A
discounter
B
speciaalzaak
C
ambulante handel
D
warenhuis
Slide 14 - Quizvraag
In deze winkel kosten alle producten €2,-.
A
Warenhuis
B
Ambulante-handel
C
Colportage
D
Variety-store
