Commercieel 1 1.4/1.5/1.6

Planning
Aanwezigheid checken
Theorie uitleg over verkoopkanalen
Opdrachten maken

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commercieel 1MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
Aanwezigheid checken
Theorie uitleg over verkoopkanalen
Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MKB
Zelfstandige retailers met een eigen winkel en minder dan 50 werknemers worden kleinwinkelbedrijf genoemd. 

 Mkb staat voor het midden- en kleinbedrijf. Hieronder vallen alle bedrijven met minder dan 250 werknemers. Mkb-bedrijven zijn dus niet alleen retailbedrijven maar ook bedrijven uit andere sectoren zoals de industrie en zakelijke dienstverlening.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GROOTWINKELBEDRIJF
Naast het kleinwinkelbedrijf en middenwinkelbedrijf heb je binnen de retail ook het grootwinkelbedrijf (gwb).

Dit bestaat uit retailbedrijven die 100 of meer werknemers hebben. Ook retailbedrijven die zeven of meer winkelfilialen hebben behoren tot het groot-winkelbedrijf.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke winkel is een groot bedrijf in de retail?
A
Ikea
B
Soul sisters
C
Bakkerij Jonker
D
McDonalds

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Franchise
Soms bieden grootwinkelbedrijven zelfstandige ondernemers de kans om gebruik te maken van de inkoopmogelijkheden en marketing van het GWB. Er worden dan door het hoofdkantoor samenwerkingsvormen via bijvoorbeeld franchising aangeboden. De franchisenemer (winkelier) is een ondernemer die tegen betaling gebruikmaakt van de winkelformule van de franchisegever. Deze vorm van commerciële samenwerking wordt gebruikt om een formule snel meer bekendheid te geven en daardoor de omzet te laten groeien. Albert Heijn biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om een franchise aan te gaan.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bedrijven ken jij die franchisers zijn?

Slide 6 - Woordweb

Voorbeeld:
Albert Heijn
Jumbo
New York Pizza
Bakker Bart 
Fit20 (sportschool)
Kwalitaria
Backwerk

Wat zijn fysieke winkels?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn webwinkels?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn ook niet-winkelvormen die wij colportage en ambulante handel noemen. Waar denk je aan?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

combinatie van verkoopkanalen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

multichannel 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Crosschannel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omnichannel

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan is eigenaar van een bloemenwinkel in het winkelcentrum van Stadshagen. Welk verkoopkanaal gebruikt hij?
A
monochannel
B
singlechannel
C
omnichannel
D
crosschannel

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Albert Heijn heeft een (online) folder, een app, website, mogelijkheden tot online bestellen en het bezoeken van de filialen. Welke hoort hierbij?
A
Monochannel
B
omnichannel
C
crosschannel
D
multichannel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jysk heeft een online webshop en een winkel. Het aanbod verschilt in de webshop t.o.v. de winkel. Welke hoort erbij?
A
monochannel
B
multichannel
C
crosschannel
D
omnichannel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zalando is een webwinkel voor kleding/schoenen etc. Welke hoort erbij?
A
Monochannel
B
omnichannel
C
multichannel
D
crosschannel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de klantreis/ customer journey 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidl-webshop verkoopt andere artikelen dan de Lidl winkel. Welke hoort hierbij?
A
omnichannel
B
multichannel
C
crosschannel
D
monochannel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Branches in de detailhandel
Food: in branches die vallen onder ‘food’ worden vooral voedings- of genotsmiddelen verkocht. Bijvoorbeeld AGF (aardappelen-, groente- fruitzaken), brood- en banketzaken, slijterijen of supermarkten.

Non-food: in de branches die vallen onder ‘non-food’ worden vooral producten verkocht die je niet kunt eten of drinken. Bijvoorbeeld bloemenwinkels, dierenspeciaalzaken, drogisterijen, speelgoedzaken of warenhuizen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke branches hebben we in de detailhandel?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Branchevervaging
Steeds meer winkels verkopen artikelen uit verschillende branches. Denk maar aan supermarkten (zoals Aldi) waar je gereedschap, pc’s of laptops kunt kopen. Of een drogist waar je ook speelgoed en boeken kunt kopen. Het verschil tussen branches wordt daardoor onduidelijker. Dit heet branchevervaging.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk bedrijf denk jij aan bij branchevervaging?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken
1.4 --> 16 t/m 20
1.5 --> 21 t/m 24
1.6 --> 25 t/m 27

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies