NU Nederlands Grammatica 3

Grammatica 3
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 3

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Doel van de les
Je spelt de persoonsvorm in 
de tegenwoordige tijd correct.

Slide 2 - Tekstslide

4.
Welke zin is GOED gespeld?
A
Behoedt ons van het kwade.
B
De hond leid mij naar de juiste plek.
C
Het vliegtuig landt om 17:04 uur.
D
Ongedierte bestrijd men met chemische middelen.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

5.
Welke zin is GOED gespeld.
A
Op reis beleefd hij altijd rare avonturen.
B
Wat je ook aanwend, je wordt hem niet de baas.
C
Je beledigd hem als je niet gaat.
D
Hij beklaagt zich over de verregende vakantie.

Slide 6 - Quizvraag

Wat (bieden) ____ je voor deze weinig gebruikte schaatsen?

Slide 7 - Open vraag

In deze wijk (handhaven) ______ de politie de orde.

Slide 8 - Open vraag

Deze scooter (rijden) _____ op elektriciteit

Slide 9 - Open vraag

Oefenen
Maak opdracht 1 en 2.
Ben je klaar en is er nog tijd?
Maak dan ook de extra opdracht!

Slide 10 - Tekstslide

3.2. doel van de les
Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd correct.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

'T eX FoKSCHaaP
Eindigt het op een 
T - X - F -K - S - C - H - A - P

Dan -te of -ten in de verleden tijd

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Maak opdracht 1 en 2.
Ben je klaar en is er nog tijd?
Maak dan ook de extra opdracht!

Slide 17 - Tekstslide

3.3 doel van de les

Je spelt het voltooid en tegenwoordig deelwoord correct

Slide 18 - Tekstslide

't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 20 - Tekstslide

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 21 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 22 - Sleepvraag

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 24 - Tekstslide

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 25 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 26 - Open vraag

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 27 - Tekstslide

Oefenen
Maak opdracht 1 t/m 6

Lees de opdracht steeds goed! 

Slide 28 - Tekstslide

3.4 doel van de les
Je spelt vormen van Engelse werkwoorden correct 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 31 - Open vraag

- Je spelt vormen van Engelse werkwoorden correct.

Slide 32 - Tekstslide

Let op!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Bij de meeste werkwoorden  werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 37 - Tekstslide

maar..... let op de uitspraak           -n

Slide 38 - Tekstslide

Mijn vader (downloaden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 39 - Quizvraag

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 40 - Quizvraag

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 41 - Quizvraag

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 42 - Quizvraag

.... jij deze bestanden even voor mij? (deleten)

Slide 43 - Open vraag

Daan en Christel ...
na afloop op de goed verlopen samenwerking.(toasten)

Slide 44 - Open vraag

Aan de slag 
Grammatica 3 
3.4 
Maak opdracht 1, 2 en 4 

Slide 45 - Tekstslide

Oefentoets
Grammatica 3
Rechts: oefentoets 

Slide 46 - Tekstslide