a. Noem twee factoren die de koers van een aandeel beïnvloeden
b. wat versta je onder koers rendement?
Slide 4 - Tekstslide
Moral Hazard
a. wat verstaan we hieronder?
b. wat is een taak van de Autoriteit Financiële Markten?
Slide 5 - Tekstslide
Contante waarde (V)
Bereken de contante waarde van een financieel product met een looptijd van 2 jaar en een nominale rente van 3,4% tegen een nominale waarde van 1000 euro, dit alles bij een huidige rentestand van 0,2%
Slide 6 - Tekstslide
Contante waarde (A)
contante waarde met een looptijd van 2 jaar en een nominale rente van 3,4% tegen een nominale waarde van 1000 euro, dit alles bij een huidige rentestand van 0,2% = 1063,80
34:1,002 + 34:1,0022 + 1000:1,0022 = 1063,80
Slide 7 - Tekstslide
Reële rente (v)
de inflatie is 6%
de rente bedraagt 3%
Bereken de reële rente
Slide 8 - Tekstslide
Reële rente (A)
de inflatie is 6%
de rente bedraagt 3%
de reële rente is (103 : 106) x 100 = 97,17 --> - 2,83%
Slide 9 - Tekstslide
Eenmanszaak
a. welk nadeel kleeft aan een eenmanszaak?
b. welk voordeel heeft een eenmanszaak boven andere rechtsvormen?
Slide 10 - Tekstslide
Principaal - Agent
a. hoe noem je de opdrachtgever?
b. wie voert de opdracht uit?
c. welke rol heeft je economiedocent?
d. Hoe krijgt je docent het voor elkaar dat iedereen een voldoende haalt voor de toets?
Slide 11 - Tekstslide
Rendement
Piet is vermogend en wil rendement op zijn vermogen krijgen.
Hij gaat een relatie aan met Harvest investment om voor hem
1 mln. euro te beleggen
a. wie is de agent?
b. welk risico loopt Piet?
Slide 12 - Tekstslide
www.afm.nl
Slide 13 - Link
Investeringen
a. wat is een diepte investering?
b. wat is een breedte investering?
Slide 14 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
a. wat is het conjuncturele effect van een loonsverhoging?
b. wat is het structurele effect van een loonsverhoging?