Ontdek de wereld van zinsdelen

Ontdek de magische wereld van zinsdelen

de bouwstenen van elke juiste zin
Nederlandse Grammatica les 1 t/m 3: zinsdelen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ontdek de magische wereld van zinsdelen

de bouwstenen van elke juiste zin
Nederlandse Grammatica les 1 t/m 3: zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je verschillende zinsdelen identificeren en benoemen aan de hand van een stappenplan.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen ook alweer?
Zinsdelen zijn de 'bouwstenen' van een zin. Ze geven aan wie of wat iets doet, met wat, aan wie, enzovoort.

Kennis van zinsdelen helpt je de Nederlandse taal nog beter te begrijpen en is onmisbaar voor taalgebruik en tekstbegrip.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen houdt van een stappenplan
  1. Zoek eerst het onderwerp (wie of wat is iets aan het doen?).
  2. Vraag 'Wat doet het onderwerp allemaal?' om het werkwoordelijk gezegde te vinden.
  3. Zoek de persoonsvorm (het hele of een deel van het werkwoordelijk gezegde)
  4. Vind het lijdend voorwerp (mét wie of wat wordt er iets gedaan?)
  5. Vind het meewerkend voorwerp (áán wie of wat wordt iets gedaan?)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen houdt van een stappenplan
  1. Zoek eerst het onderwerp (wie of wat is iets aan het doen?).
  2. Vraag 'Wat doet het onderwerp allemaal?' om het werkwoordelijk gezegde te vinden.
  3. Zoek de persoonsvorm (het hele of een deel van het werkwoordelijk gezegde)
  4. Vind het lijdend voorwerp (mét wie of wat wordt er iets gedaan?)
  5. Vind het meewerkend voorwerp (áán wie of wat wordt iets gedaan?)

Voorbeeldzin 1:
> Mijn kat heeft een oranje tandenborstel aan de president van Amerika gegeven.
Zinsdelen:
Mijn kat / heeft (gegeven) / een oranje tandenborstel / aan de president van Amerika

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen PV en WWG
  • Persoonsvorm: verandert als je het onderwerp of de tijd verandert
  • Werkwoordelijk gezegde: persoonsvorm + alle andere werkwoorden die niet mee veranderen
  • Ik ga naar beneden; wij gaan naar beneden; ik ging naar beneden
  • Ik ben naar beneden gegaan; wij zijn naar beneden gegaan; ik was naar beneden gegaan
  • LET OP: de persoonsvorm hoort bij het werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het verplicht dat álle mogelijke zinsdelen in een zin zitten?
A
Ja, natuurlijk!
B
Nee, dat hoeft niet

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heel goed! Je kunt ook zinnen maken zonder alle zinsdelen te gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'U at.' Is de kortst mogelijke correcte Nederlandse zin. Welke twee zinsdelen bevat deze zin?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Mijn hond
heeft
gebeten
de postbode

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Gisteren
heb
de bloemetjes
ik
buiten gezet

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Ik
een duet
zing
met Harry Styles

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Iedereen
spaghetti
was
aan het eten

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Morgenmiddag
klas G1a
zal
voor Unicef
€16.000.000
ingezameld hebben

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OW
LV
MV
Volgens mij
iedereen
wil
tegenwoordig weer
met zijn handen
leren werken

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je een meewerkend voorwerp in een zin?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je een lijdend voorwerp in een zin?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar kun je meestal de persoonsvorm vinden?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vind je de rest van het werkwoordelijk gezegde?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk nu zelf een originele zin met een onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
En let op: het werkwoordelijk gezegde moet meer werkwoorden bevatten dan alleen de persoonsvorm!

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

"Ik gaf de bruid een bosje bloemen tijdens de bruiloft"
A
de bruid
B
een bosje bloemen
C
tijdens de bruiloft

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

"Ik gaf de bruid een bosje bloemen tijdens de bruiloft"
A
de bruid
B
een bosje bloemen
C
tijdens de bruiloft

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

"De bruid gaf iedereen een bosje bloemen tijdens de bruiloft"
A
de bruid
B
een bosje bloemen
C
tijdens de bruiloft
D
iedereen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel / de onderstaande zin / met behulp van slashes / in zinsdelen:
Volgens de muziekleraar heeft een van mijn klasgenoten een mooi muziekstuk gecomponeerd.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens de muziekleraar / heeft / een van mijn klasgenoten / een mooi muziekstuk / gecomponeerd.
Noteer van deze zin:
pv: ...
lv: ...

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel / de onderstaande zin / met behulp van slashes / in zinsdelen:
Tijdens de kerstvakantie heb ik elke dag twee kroketten op een lekker wit broodje gegeten.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de kerstvakantie / heb / ik / elke dag / twee kroketten op een lekker wit broodje / gegeten.
Noteer van deze zin:
pv: ...
wwg:
lv:

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel / de onderstaande zin / met behulp van slashes / in zinsdelen:
De lessen Nederlands hebben mij een beter mens gemaakt.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De lessen Nederlands / hebben / mij / een beter mens / gemaakt.
Noteer van deze zin:
ow: ...
wwg: ...
lv: ...

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Wat vond je van deze les?
010

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies