1.3 Meten en Meetinstrumenten

1.3 Meten en Meetinstrumenten
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.3 Meten en Meetinstrumenten

Slide 1 - Tekstslide

H1.3 Meten en meetinstrumenten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kent grootheden en eenheden (massa, volume, lengte, temperatuur, tijd)
- Je kunt omrekenen tussen eenheden
- Je gebruikt een meetinstrument correct (incl. onderdompelmethode)

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
- Een onderwerp dat bij nask behandeld wordt?
- Hoe komt het onderwerp krachten terug in jouw telefoon?
- En hoe zit het met licht?
- En kan je een voorbeeld noemen van een stof die in jouw telefoon terugkomt?
- Waarom doen onderzoekers kwaliteitscontroles?

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveelheden meten
Aantal
Tellen
Volume (hoeveelheid ruimte die stof inneemt) bepalen
Met maatcilinder in:
L = liter / dm= kubieke decimeter
mL =milliliter/ cm= kubieke centimeter


Massa (hoeveelheid stof)
Met weegschaal in:
g= gram
kg= kilogram

Slide 5 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Zie boek bladzijde 24
Grootheid = Eigenschappen die je kunt meten
Eenheid = maat waarin je grootheid meet
Meetinstrument = voorwerp of apparaat dat gebruikt wordt om te meten

Slide 6 - Tekstslide

De grootheid dichtheid

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Omrekenen

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen (opd 38 & 39 & 40)
              3 kg = ...... g
                      0,0321 kg = ......... g
                           106 g = ....... kg
                       80,9 g = ....... kg
                                        3 L = ......... mL
               80,9 mL = ....... L
                          40,7 dm3 = ......... L
                              30500 mL = ......... dm3 

timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Meetinstrumenten aflezen
Schaalverdeling:  de verdeling van de streepjes op het meetinstrument
Schaaldeel: waarde tussen twee streepjes op een meetinstrument
Meetbereik: de waardes die gemeten kunnen worden met het meetinstrument

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Onderdompelmethode
Door een voorwerp in een vloeisstof te doen (onderdompelen), kan het volume bepaald worden

  1.  Beginvolume aflezen
  2.  voorwerp erin doen
  3. Eindvolume aflezen
  4. Eindvolume-beginvolume = volume voorwerp
Stappenplan

Slide 15 - Tekstslide

Meetinstrumenten aflezen
Schaalverdeling:  de verdeling van de streepjes op het meetinstrument
Schaaldeel: waarde tussen twee streepjes op een meetinstrument
Meetbereik: de waardes die gemeten kunnen worden met het meetinstrument

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Onderdompelmethode
Door een voorwerp in een vloeisstof te doen (onderdompelen), kan het volume bepaald worden

  1.  Beginvolume aflezen
  2.  voorwerp erin doen
  3. Eindvolume aflezen
  4. Eindvolume-beginvolume = volume voorwerp
Stappenplan

Slide 18 - Tekstslide

Bronnen / Workshop
Leerboek Noordhoff: 1.3 Grootheden en eenheden.
Workshop: Oefenen met meten en omrekenen.
Workshop (klassikaal): Opdrachten A35 t/m B50 
+
 R-opdracht 1 t/m 3.
Huiswerk (individueel)
Opdrachten B51 t/m C68 + R-opdracht 4.

Slide 19 - Tekstslide

Van een stof zijn de massa, de kleur, de vorm en het volume bekend. Welke van deze eigenschappen zijn stof-eigenschappen?
A
De kleur
B
De massa
C
Het volume
D
De vorm

Slide 20 - Quizvraag


Wat is het volume van dit blokje?
A
6cm3
B
16cm3
C
7cm3
D
8cm3

Slide 21 - Quizvraag

Welke eenheid hoort bij volume?
A
Uur
B
Liter
C
Kelvin
D
Seconde

Slide 22 - Quizvraag

Een steen wordt ondergedompeld in water.
Beginstand: 15 mL.
Eindstand: 24 mL
Wat is het volume van de steen?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de grootheid
A
gewicht
B
massa
C
volume
D
lengte/ afstand

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de grootheid
A
dichtheid
B
frequentie
C
volume
D
vermogen

Slide 25 - Quizvraag

Grootheid of eenheid:
Temperatuur
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 26 - Quizvraag

Grootheid of eenheid:
Lengte
A
Grootheid
B
Eenheid
C
Weet ik niet

Slide 27 - Quizvraag

De eenheid van energie is de .....
(Let goed op het woordje EENHEID!!!)
A
E
B
Ohm
C
kWh
D
U

Slide 28 - Quizvraag

Grootheid of eenheid:
Massa
A
Grootheid
B
Eenheid
C
Weet ik niet

Slide 29 - Quizvraag

Is het een grootheid of een eenheid?
seconde
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 30 - Quizvraag

Oefenen (opd 45 & 46)
 1,06 m = ......... cm
 13 cm = ........ m
 0,0321 m = ......... mm
 2086 mm = ...... mm
7200 s = ......... min
20 s = ...... min
1 h = ......... s
0 K = ........ graden Celcius
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
- H1 Paragraaf 3: Opdr 34, 37 , 38 t/m 40, 41 t/m 43, 45, 46, 52,53 56, 59, 60, 62 en 64 
klassencode :67896

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
- H1 Paragraaf 3: Opdr 34, 37 , 38 t/m 40, 41 t/m 43, 45, 46, 52,53 56, 59, 60, 62 en 64 
klassencode :67896

Slide 33 - Tekstslide

Dichtheid
- Dichtheid is een stofeigenschap
- Dichtheid geeft aan welke stof zwaarder is bij een gelijke hoeveelheid
- Dichtheid word uitgedrukt in g/cm3 (gram per kubieke centimeter)

Slide 34 - Tekstslide

Doordat dichtheid een stofeigenschap is, kan met behulp van de dichtheid bepaalt worden om welke stof het gaat 

Slide 35 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
De formule voor dichtheid is:
                                                 




Dichtheid=volumemassa

Slide 36 - Tekstslide

Dichtheid oefenen

Gegeven: m= 116 gram
V= 6 cm3
Gevraagd: dichtheid in g/cm3
Formule: dichtheid= massa/volume
Oplossing: dichtheid= 116/6 = 19,32 g/cm3

Slide 37 - Tekstslide

- We gaan morgen oefenen met de brander, dus dichte schoenen, lange broek en haren in een staart

Slide 38 - Tekstslide