.Rekentoets 2F breuken & verhoudingen 2e klas VMBO

• Rekenen
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Rekentoets 2F: 45 vragen

• groter, kleiner of gelijk (< of > of =)
• grootste breuk
• eenheden inhoud
• breuken
• verhoudingen
  
• eenheid gewicht

• geen rekenmachine
• alleen antwoord typen
• dus geen berekening, euro en %
• komma als  je met decimaal werkt
• geen punt bij duizendtal en meer

kleiner (<) of groter (>) of gelijk (=):

-2,6 .......... -2,63

1. kleiner
2. groter
3. gelijk

kleiner (<) of groter (>) of gelijk (=):

4,08 ..........4,07

1. kleiner
2. groter
3. gelijk

kleiner (<) of groter (>) of gelijk (=):

2​4​​1​​...............​2​​5​​

1. kleiner
2. groter
3. gelijk

kleiner (<) of groter (>) of gelijk (=):

​3​​10​​.........3,4

1. kleiner
2. groter
3. gelijk

Het grootste getal is:

1. -1
2. −1​2​​1​​
3. −1​4​​1​​
4. −​4​​3​​

Hoeveel deciliter chocolade-melk zit er in de maatbeker?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Er zit ......... deciliter in de maatbeker.

(alleen het getal opschrijven bijv. 10,5)

Hoeveel milliliter  chocolademelk zit er in de

maatbeker?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Er zit ........ milliliter in de maatbeker.

(alleen het getal opschrijven bijv. 255)

Van haar zakgeld besteed Ilona altijd 1/5 deel aan kleren
en 1/3 deel aan uitgaan.
De rest spaart ze op voor vakantie.

Welk deel spaart ze?

1. minder dan de helft
2. meer dan de helft
3. de helft

Frank heeft 20 glazen sinas nodig.

In één glas gaat ongeveer 0,2 liter.

Hoeveel liter sinas denkt Frank nodig te hebben.

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Frank heeft ....... liter sinas nodig.

(alleen het getal opschrijven bijv. 7)

Hoeveel flessen van 1.5 liter moet Frank kopen?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Frank moet ........ flessen van 1,5 liter kopen.

(alleen het getal opschrijven bijv. 4)

Vier personen hebben voor klus samen een bedrag/budget ontvangen.
Aan materialen waren zij 1/3 van het bedrag kwijt.
De rest wordt in gelijke delen verdeeld over de 4 personen.


Welk deel van het TOTALE bedrag krijgt elk van de 4 personen.

1. ​12​​1​​
2. ​7​​1​​
3. ​5​​1​​
4. ​6​​1​​

driekwart deel van € 24.000,- is....

(alleen het getal opschrijven zet er geen . (punt) tussen bijv. 29000)

Welke breuk is gelijk aan het getal 2,70?

1. 2​100​​7​​
2. 2​10​​70​​
3. 2​10​​7​​
4. 2​7​​1​​

Bereken de prijs in euro's van 10 gram Jumbo garnalen.

(bv. € 0,33)

Vul het antwoord in op de volgende slide.

10 gram Jumbo garnalen kosten.....
.
(alleen het getal, geen euroteken, wel een komma
bijv. 0,54)

Ellen koopt 250 gram Jumbo garnalen.

Hoeveel moet Ellen betalen?

Vul je antwoord in op de volgende slide.

Ellen moet ....... betalen.

(alleen het getal, geen euroteken, wel een komma bijv. 5,43)

In 2011 waren 3913819 Nederlander jonger dan 20 jaar.

Afronden op hele miljoenen.
(geen punten tussen bijv. 3500000)

In 2011 waren 3913819 Nederlander jonger dan 20

Afronden op duizendtallen. (geen punt(en) tussen, bijv. 1533000)

Dit is een deel van een hangweger.

Lees hoeveel kilogram de weger aangeeft?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

De weger geeft ...... kilogram aan.

(alleen het getal opschrijven bijv. 56)

Hoeveel kilogram kan deze hangweger maximaal aangeven?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

De hangweger kan maximaal ..... kilogram aangeven.
(alleen het getal opschrijven bijv. 38)

Van deze reep krijgt André 1/3 deel en Bert 2/5 deel. Corné krijgt de rest.

Hoeveel blokjes krijgt Bert?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Bert krijgt ......... blokjes.

(alleen het getal opschrijven, bijv. 25)

1/3 + 2/5 =

tip:
maak de breuken eerst gelijknamig bijv 1/2 +3/12 = 9/12 = 3/4)

Yesse krijgt 6 blokjes.

Welk deel van de reep krijgt 

hij ?

Vul je antwoord in op de volgende slide.

Vul hier nog een keer je antwoord van de vorige slide in.

Yesser krijgt...... deel

1. ​15​​4​​
2. ​15​​8​​
3. ​15​​11​​
4. ​4​​1​​

Dit is de kassabon van Inge.

Hoeveel euro moet Inge betalen?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Inge moet € ....... betalen.

(alleen het getal invullen bijv. 3,66)

Inge betaalt met €5,00

Hoeveel euro krijgt ze terug?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Inge krijgt € ....... terug.

(alleen het getal opschrijven, bijv. 5,21)

Van een taart is nog 1/4 deel over.

Edward krijgt van wat er over is 1/3 deel.

Welk deel van de hele taart krijgt hij?

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Edward krijgt ...... deel van de hele taart.

(alleen het getal opschrijven bijv. 5/12)

Hoeveel euro kost één pakje appelsap?

(bv. 0,......)

Vul het antwoord in op de volgende slide.

Eén pakje kost: €........

(alleen het getal opschrijven bijv. 1,33)

Niek koopt 12 pakjes appelsap.

Hoeveel liter appelsap heeft hij dan gekocht?

Vul je antwoord in op de volgende slide.

Niek koopt dan ..... liter appelsap.

(alleen het getal opschrijven, bijv. 5,3)

Het cijfer 9 in het getal 2,94 heeft de waarde van....

1. 9 honderd
2. 9 tiende
3. negentig
4. 9 honderdste

Het cijfer 4 in het getal 2,94 heeft de waarde van....




Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




45





Stel het aantal punten invoor deze vraag.








Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Instellingen



























































Quizvraag



















Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




45





Stel het aantal punten invoor deze vraag.








Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Instellingen



























































Quizvraag

1. vierhonderd
2. veertig
3. viertiende
4. vierhonderdste

Einde toets!