4.2 Brandstoffen en milieu

Hoofdstuk 4: Brandstoffen
§4.1 - Verbrandingsproducten
§4.2 - Brandstoffen en milieu
§4.3 - Explosies en energie
§4.4 - Blussen
§4.5 - Toepassen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Brandstoffen
§4.1 - Verbrandingsproducten
§4.2 - Brandstoffen en milieu
§4.3 - Explosies en energie
§4.4 - Blussen
§4.5 - Toepassen

Slide 1 - Tekstslide


Check: Welke twee stoffen ontstaan bij de verbranding van koolwaterstoffen?

Slide 2 - Open vraag


Geef de reactievergelijking van de volledige verbranding van butaan (C4H10).

Slide 3 - Open vraag


Op de camping koken Gerry en Henk op een butaangasbrander.

Ze verbruiken 4,4 g butaan, C4H10(g).
De totale massa van de reactieproducten is 30,4 g.
Bereken hoeveel gram zuurstof ze verbruikt hebben. 


Slide 4 - Open vraag


Op de camping koken Gerry en Henk op een butaangasbrander.

Ze verbruiken 4,4 g butaan, C4H10 (g). Om alle butaan te verbranden is er dus 26 gram zuurstof nodig. De dichtheid van zuurstof is 1,43 g/dm3. Hoeveel liter zuurstof is er dan nodig?



Slide 5 - Open vraag

Custardpoeder
Kopersulfaat
Kalkwater
Joodoplossing
Zetmeel
Water
Zwaveldioxide
Koolstofdioxide
Helder oplossing kleurt troebel wit

Slide 6 - Sleepvraag

Leerdoelen §4.2
L4-8 Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en hoe zij zijn ontstaan.
L4-9 Ik kan het verschil tekenen en uitleggen tussen de snelle en trage koolstofkringloop.
L4-10 Ik kan uitleggen welke biobrandstoffen er zijn en waarom ze CO2-neutraal zijn.
L4-11 Ik kan uitleggen hoe waterstof als brandstof kan dienen en wordt opgewekt.
L4-12 Ik kan beschrijven wat het (versterkt) broeikaseffect is en uitleggen hoe het werkt.
L4-13 Ik kan uitleggen wat de milieugevolgen zijn van fossiele brandstoffen.

+ 2 filmpjes van NOS op 3 over fossiele brandstoffen en stikstofprobleem!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Er bestaan twee soorten koolstofkringlopen. Welke?
A
Natuurlijke en onnatuurlijke koolstofkringloop
B
Trage en snelle koolstofkringloop
C
Menselijke en dierlijke koolstofkringloop
D
Homogene en heterogene koolstofkringloop

Slide 10 - Quizvraag

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 11 - Sleepvraag

koolstofdioxide
fotosynthese
verbranding
mineralen en fossiele brandstoffen
zuurstof
afvaleters

Slide 12 - Sleepvraag

Welke stof is het meest aanwezig in de lucht?
A
N2
B
O2
C
edelgassen, zoals Ar en He
D
CO2

Slide 13 - Quizvraag

CO2         

                H2O              SO2

                                NOx

Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaan de volgende oxiden:

Slide 14 - Tekstslide

zwavelzuur
salpeterzuur

ZURE REGEN

lees blz. 92 uit boek

Slide 15 - Tekstslide

Verzuring
  • Verbranding fossiele brandstoffen zorgen voor ontstaan gassen die milieu kunnen verzuren.
  • Planten worden ziek en verliezen hun bladeren.

Slide 16 - Tekstslide

Door minder hard te rijden, komt er ook minder NOx in de lucht. Daarom mag je rondom grote steden maar 80 of 100 km/h op de snelweg.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is GEEN gevolg van zure regen?
A
afbrokkelen van gebouwen
B
klimaatverandering
C
vissterfte in oppervlaktewater
D
bomen gaan dood

Slide 18 - Quizvraag

Leg uit hoe zure regen ontstaat.

Slide 19 - Open vraag



SMOG
= rook en mist
door NOx(g) + CxHy(g)+fijnstof


ROETDEELTJES
vooral van DIESELS
Roetfilter
In steeds meer grote steden mogen vrachtwagens en oude dieselauto's daarom de binnenstad  niet meer in
Andere milieu effecten

Slide 20 - Tekstslide

Welk milieuprobleem ontstaat door de uitstoot van CO2 bij verbranding van aardolieproducten?
A
gat in de ozonlaag
B
versterkt broeikaseffect
C
broeikaseffect
D
zure regen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Huiswerk
De planner heb je op papier of hier te bekijken
  • Maak online de vragen 17 t/m 23
  • en natuurlijk nakijken!

Slide 23 - Tekstslide


Plaats hier een foto van je gemaakte en nagekeken werk.

Slide 24 - Open vraag