Wat te weten voor de toets

Wat te weten voor het PTA
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat te weten voor het PTA

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Oefenvragen maken 
±20 min

Uitleg 
±25 min

Zelfstandig werken 

Slide 2 - Tekstslide

Oefenvragen
timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

De invalshoeken

  • Politiek-juridische invalshoek

  • Sociaaleconomische invalshoek

  • Sociaal-culturele invalshoek

  • Veranderings- en vergelijkende invalshoek 

Slide 4 - Tekstslide

Politiek Juridisch 
Voorbeeldvragen zijn: 
  • Welk beleid en welke regelgeving bestaat er voor dit vraagstuk? 
  • Zijn er (wettelijke) regels nodig om het probleem op te lossen?
  • Wat zijn de politieke aspecten van dit vraagstuk?
  • Wat zijn de machtsmiddelen van de overheid en de verschillende groeperingen? 
  • Welke functie van politieke partijen vervullen de partijen bij de aanpak van het vraagstuk? 

Belangrijke begrippen: 
algemeen belang, dictatuur, parlementaire democratie, gezag, grondrechten, overheidsbeleid, politieke agenda, politieke stroming, verzorgingsstaat etc.... 

Slide 5 - Tekstslide

Sociaaleconomisch
Voorbeeldvragen zijn: 
  • Wat zijn de belangen van de betrokken maatschappelijke groepen? 
  • Welke belangentegenstellingen liggen ten grondslag aan conflicten tussen belangenorganisaties?
  • Wat is de maatschappelijke positie van betrokken groeperingen? 
  • Welke factoren bepalen de positie van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt? 
  • Wat is de relatie tussen belangen en maatschappelijke positie? 
  • Wat is de relatie tussen het vraagstuk en maatschappelijke ongelijkheid? 
  • Welke financieel-economische belangen of financiële aspecten zijn bij het vraagstuk betrokken? 

Slide 6 - Tekstslide

Sociaalcultureel
Voorbeeldvragen zijn: 
  • Wat zijn de opvattingen, waarden, normen van betrokken maatschappelijke groepen  over de aard, de oorzaken van het maatschappelijk vraagstuk of oplossingen? 
  • Welke opvattingen hebben politieke partijen of stromingen? 
  • Wat is de rol van de (sub)cultuur van groeperingen/ de samenleving? 
  • Wat is de rol van de media bij het ontstaan van meningen/ bij het ontstaan van beeldvorming?

Belangrijke begrippen: 
Beeldvorming, censuur, cultuur, discriminatie, integratie, identiteit, manipulatie, massamedia, grondrechten, multiculturele samenleving, normen, pluriformiteit etc... 

Slide 7 - Tekstslide

Veranderings- vergelijkend

Voorbeeldvragen zijn: 
  • Hoe keek men in het verleden tegen het vraagstuk aan? 
  • Welke sociale, culturele, politieke en sociaaleconomische veranderingen zijn van invloed geweest? 
  • Hoe kijkt men in andere samenlevingen tegen het vraagstuk aan? 

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwsselectie

Bij het selecteren van nieuws spelen de volgende criteria een rol: 
  • Eigen waarden en normen van de journalisten + referentiekader 
  • Actualiteit: wanneer is het gebeurt? 
  • Uitzonderlijkheid: gebeurt het vaker?
  • De nabijheid: waar is het gebeurt? 
  • De doelgroep: wie willen wij bereiken met dit nieuws? 
  • Commerciële belangen 
  • De belangstelling van het publiek
  • De identiteit van het medium

Slide 9 - Tekstslide

Nieuwsselectie
Selectie kan tot gevolg hebben dat er bij het publiek een bepaalde (onjuiste) beeldvorming ontstaat. Bij het tot stand komen van nieuws en andere mediaboodschappen  spelen selectieve perceptie en het referentiekader van journalisten een rol. 

  • Selectieve perceptie: mensen nemen niet alles waar. Ze stellen zich niet open voor alle informatie, maar kiezen en selecteren welke informatie zij opnemen. 
  • Referentiekader: mensen nemen waar vanuit hun eigen 'achtergrond': waarden, normen, opvattingen, maatschappelijke positie en ervaringen. 

Journalisten selecteren dus (onbewust) nieuws op basis van hun eigen perceptie en referentiekader. Maakt dat het nieuws wel zo 'objectief' mogelijk? 

Slide 10 - Tekstslide

Functies van de media
De media maakt programma's en schrijft stukken met verschillende redenen:
  • Educatieve functie: medium wil je iets leren 
  • Bindende functie: medium wil je in contact brengen met anderen
  • Socialiserende functie: medium wil waarden en normen overdragen. 
  • Informerende functie: medium wil je voorzien van kennis
  • Agendafunctie: medium wil maatschappelijke problemen onder de aandacht brengen. 
  • Commentaarfunctie: medium geeft een mening over een gebeurtenis
  • Controlerende functie: medium controleert de overheid en instanties. 
  • Opinierende functie: medium wil je laten nadenken over een bepaald onderwerp
  • Spreekbuisfunctie: medium brengt meningen onder de aandacht. 
  • Amusementsfunctie: Medium wil je vermaken

Slide 11 - Tekstslide

Overheid en media + commerciële media 
De overheid en media
De overheid bemoeit zich met media om zo de pluriformiteit, persvrijheid en goede informatievoorziening voor de burger te garanderen en om de kwaliteit van de media te bewaken. Zo krijgen maatschappelijke, religieuze en politieke stromingen ook de kans in de media. 

Commerciële media
Media proberen met hun aanbod rekening te houden met de vraag of interesse van het publiek. Het doel is het krijgen van zoveel mogelijk kijkers, leden of abonnees; zij willen winst maken. 

Slide 12 - Tekstslide

Beeldvorming

De media bepalen voor een belangrijk deel wat we weten en hoe we denken over dingen. Deze beeldvorming komt niet altijd overeen met de werkelijkheid. Mensen hebben vaak een beperkt beeld van de werkelijkheid, dit heeft te maken met selectiecriteria. 

Door deze beeldvorming kunnen vooroordelen en stereotypen ontstaan: mensen delen anderen in groepen in. Door deze indeling proberen mensen meer greep te krijgen op de grote hoeveelheid informatie die op het afkomt. Stereotypen en vooroordelen maken het makkelijker om de wereld te begrijpen. 

Slide 13 - Tekstslide

Beïnvloedingstheorieën

Slide 14 - Tekstslide

Injectienaaldtheorie
'druppel voor druppel' spuit de massamedia ons vol met ideeën
Het publiek neemt hun boodschap letterlijk over -- beïnvloedbaar

Manipulatie = het geven van vervormde informatie, zoals het 
weglaten van feiten zonder dat het publiek dit merkt. 

Indoctrinatie: systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde 
opvattingen en meningen aan het publiek. 


Voorbeeld = gewelddadige films en games kunnen aanzetten tot agressie. 

Slide 15 - Tekstslide

Multiple-step-flowtheorie

Niet de media zelf, maar de mensen die in de media voorkomen hebben invloed. 
Deze mensen noemen we ook wel opinieleiders

= mensen met een sterk gezag, die invloed hebben op anderen. 

De mening van deze opinieleiders wordt overgenomen door personen die naar hun programma's of nieuwsonderdelen kijken. 


Voorbeeld = bekende mensen of wetenschappers die ergens hun mening over geven. 

Slide 16 - Tekstslide

Media als betekenisverlener

De media zijn niet alleen middelen voor communicatie, zij hebben ook betekenis. 
Deze betekenis is bijvoorbeeld het nodig hebben van informatie of amusement, mensen kijken lang TV of volgen apps  -- The Fear Of Missing Out


Op langere termijn hebben de media invloed omdat ze 
hierdoor waarden en normen overdragen. 



Slide 17 - Tekstslide

Theorie van Selectieve Perceptie

Theorie gaat niet over de macht van de media, maar van de mediagebruikers

Het referentiekader bepaalt hoe zij een keuze maken uit de aangeboden informatie en werkt dus als een soort filter, dat sommige informatie wel of niet doorlaat.  Alleen de informatie die interessant gevonden wordt, wordt gekeken. 



Voorbeeld: Rokers zappen weg bij een programma over een rookverbod. 

Slide 18 - Tekstslide

Agendatheorie

De media bepaalt niet wat we denken, maar waarover we denken. 


Ook op de politieke agenda hebben de media invloed: 
De politici horen, zien en lezen dingen waar ze iets aan willen veranderen. 


We praten bijvoorbeeld over het kilmaatspijbelen, de Brexit en de boetes voor op de fiets, maar de media bepaalt niet WAT we hierover denken. 

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 20 - Tekstslide