H4.4 Vermogen en energie

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H4.4 Vermogen en energie

Hoe zat het ook alweer?

Lesdoelen:

- Ik kan uitleggen wat het vermogen van apparaat is.

-Ik kan het vermogen van een apparaat uitrekenen.

Welke stof is een isolator

1. IJzer
2. Goud
3. Plastic
4. Koperdraad

2,4 Ampère staat gelijk aan:

1. 24 mA
2. 240 mA
3. 2400 mA
4. 24000 mA

37 mA staat gelijk aan:

1. 3,7 A
2. 0,37 A
3. 0,037 A
4. 0,0037 A

Wat zijn spanningsbronnen?

In welke eenheid wordt spanning gemeten?

1. Stroom
2. Volt
3. Ampère

Wat is de betekenis v
van het volgende
symbool

1. Motor
2. Diode
3. Bel
4. Transformator

serieschakeling

parallelschakeling

gemengde schakeling

Je schakelt 3 batterijen van 4 Volt in een serieschakeling met 1 lamp. Hoe veel Volt krijgt de lamp?

1. 3
2. 4
3. 8
4. 12

Vermogen 

-Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat verbruikt per seconde.

- Het vermogen (P) wordt aangegeven in Watt.

- Het vermogen is niet constant.

Belangrijk!!!

P=  vermogen in Watt (W)

U= spanning in Volt (V)

I= stroomsterkte in Ampère (A)

Reken uit

Wanneer je een lamp van 40 W op een stopcontact van 230 V aansluit gaat er een stroom lopen. Bereken de stroomsterkte.

P=

U=

I=

Een magnetron verbruikt 0,9 KW op 230 V. Bereken de stroomsterkte.

P=

U=

I=

Een magnetron verbruikt 0,9 KW op 230 V. Bereken de stroomsterkte.

Maken 4.4

Lesdoelen:

- Ik kan uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.

- Ik kan het vermogen van een apparaat uitrekenen.

Ik ben klaar om morgen de test jezelf te maken!

0100