Comparisons

Comparisons
How can you compare different words in English? 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Comparisons
How can you compare different words in English? 

Slide 1 - Tekstslide

Vul het goede antwoord in:
She is (smart).... than her brother

Slide 2 - Open vraag

In my opinion Aaliyah is (beautiful).... than Beyonce

Slide 3 - Open vraag

Comparisons/vergelijkingen
In het Engels gebruik je de comparisons (de vergelijkende trap) om zelfstandige naamwoorden met elkaar te vergelijken.
Bijvoorbeeld door aan te geven dat iets beter, slechter of even goed is als iets anders. Hoe pak je dit aan?

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan
Bestaat het bijvoeglijk naamw uit 1 lettergreep?
Ja --> dan gebruik je (+er) in de vergrotende trap en (+est) in de overtreffende trap
Bestaat het bijvoeglijk naamw uit meer dan 1 lettergreep
Dan krijg je: +more in de vergrotende trap
en +the most in de overtreffende trap
 

Slide 5 - Tekstslide

Let op
De vergrotende trap gebruik je als je 2 dingen met elkaar vergelijkt. 
bv: Today is a better day than yesterday.
De overtreffende trap gebruik je als je 1 ding met meerdere dingen vergelijkt.
bv: Today is the best day of my life!
In de vergrotende trap krijg je altijd than
en in de overtreffende trap krijg je altijd the
Als je 2 gelijken met elkaar vergelijkt krijg je as...as...
bv: Today is as good as yesterday

Slide 6 - Tekstslide

Let op
Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -y krijgen ie in de vergrotende trap en iest in de overtreffende trap (bv: pretty-prettier-the prettiest)
Er zijn ook onregelmatige zelfstandig naamwoorden, deze moet je uit je hoofd leren (bad, little, much etc), 

Slide 7 - Tekstslide

My sister is ………(intelligent) my brother.

Slide 8 - Open vraag

That is the ……………(beautiful) car I've ever seen!

Slide 9 - Open vraag

Good - ..... - ......
A
gooder - goodest
B
greater - greatest
C
better - best
D
better - well

Slide 10 - Quizvraag

You won the lottery? You must be the ………………… (lucky) person in the world.

Slide 11 - Open vraag

My dad plays tennis much ………… (good) than my mum.

Slide 12 - Open vraag

Bad - ... - ...
A
worse - worse
B
worse - worst
C
badder - baddest

Slide 13 - Quizvraag

What can be ……………………(romantic) than looking at the stars at night?

Slide 14 - Open vraag

This movie will be the ………………………………. (big) hit of the year.

Slide 15 - Open vraag

complex - ... - ...
A
complexer - complexest
B
more complex - most complex

Slide 16 - Quizvraag

Woorden met 1 lettegreep krijgen ... als je ze vergelijkt
A
+er +est
B
+more + most

Slide 17 - Quizvraag

Woorden die eindigen op -y krijgen ... als je ze vergelijkt (vb happy)
A
+er +est
B
+more + most

Slide 18 - Quizvraag

Woorden zoals 'beautiful' krijgen ... als je ze vergelijkt
A
+er +est
B
+more +most

Slide 19 - Quizvraag

Homework
Finish ex. 13, 14, 15, 16, 17, 26, 27, 31, 32
For Tuesday 6 June

Finished:
33, 34, 35, self test
Worksheet (next lesson)

Slide 20 - Tekstslide