Les 19: Herhaling werkwoordelijk gezegde

Taal: Thema 1: Les 19
Kijk op je taakbriefje:

Ga je zelfstandig aan de slag of doe je mee met de les?

Heb je geen taakbriefje? Dan doe je mee met de les.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taal: Thema 1: Les 19
Kijk op je taakbriefje:

Ga je zelfstandig aan de slag of doe je mee met de les?

Heb je geen taakbriefje? Dan doe je mee met de les.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan het werkwoordelijk gezegde en de persoonsvorm in een zin opschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Eén van de werkwoorden is de persoonsvorm.

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in een zin is gedaan of wordt gedaan.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Ik heb gisteren een mooie film over kinderrechten gezien.

We moeten kinderen beschermen tegen discriminatie.

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag
We doen opdracht 1 samen:

Pak je schrift.
Schrijf bovenaan 'Thema 1: Les 19'.

Je werkt onder elkaar:
Voor elke zin gebruik je een nieuwe regel.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

1. Er is in deze wijk een open plek.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

2. Automobilisten hebben er hun auto geparkeerd.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

3. Motor-Jacky gebruikt de plek voor zijn hobby.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

4. Nu wordt er een plan voor het veldje gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

5. De gemeente heeft alle bewoners om hun ideeën gevraagd.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van deze zin op.
Onderstreep de persoonsvorm.

6. Alle bewoners reageren enthousiast.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 2 in je schrift op dezelfde manier.

Slide 12 - Tekstslide