Brugklas grammatica 6 bijwoord

Grammatica 6
Onderwerp: bijwoord
Doel: Je kunt aan het einde van deze les bijwoorden herkennen in een zin.
Lesopzet:  
- Huiswerk (opdracht 4. blz.151) nakijken
- Maken opdracht 1 t/m 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 6
Onderwerp: bijwoord
Doel: Je kunt aan het einde van deze les bijwoorden herkennen in een zin.
Lesopzet:  
- Huiswerk (opdracht 4. blz.151) nakijken
- Maken opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
a Oma heeft de lekkere cake gebakken.
b Aan welke vriend heeft Joop gedacht?
c Liggen die oude spullen op zolder?
d De bekende sporter uit het dorp wint.

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht (blz.180)
Noteer op de puntjes een bijwoordelijke bepaling van één woord.

Slide 3 - Tekstslide

Wij zullen de kaartjes voor het concert ......... via internet bestellen.

Slide 4 - Open vraag

........boeken veel mensen hun vakantie kort van tevoren.

Slide 5 - Open vraag

Sonja zou ......... een ander bijbaantje hebben op zaterdag.

Slide 6 - Open vraag

Bijwoord
Een bijwoordelijke bepaling, bestaand uit één woord.
  • tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig
  • plaats: er, daar, hier, nergens, overal
  • zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, echt
  • ontkenning: niet, nooit, geenszins
  • vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, waarheen (enz.)

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoord
Een bijwoord kan ook iets zegen over een ander woord.
Zo kan het bijvoorbeeld iets zeggen over:
  • werkwoord: Eske | fietst | snel
  • een bijvoeglijk naamwoord:                                                                       De winkel | verkoopt | heel gezonde mueslirepen.
  • een ander bijwoord:                                                                                       Geert | liep | bijzonder hard | tijdens de wedstrijd.

Slide 8 - Tekstslide

Let op!
Een bijwoord kan soms op een bijvoeglijk naamwoord lijken, maar een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet.
- Hidde kan goed (bw) pianospelen (zww).
- De labyrint is een goed (bn) boek (zn).

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
Noteer de bijwoorden. Noteer je antwoord op deze manier:
ook-vandaag-enorm

Noteer de bijwoorden dus in de juiste volgorde met een liggend streepje ertussen, zonder spatie.

Slide 10 - Tekstslide

Helaas kon Pim wegens ziekte niet meedoen met volleybal

Slide 11 - Open vraag

Jullie zouden toch gisteren vertrekken naar Marbella?

Slide 12 - Open vraag

Waarschijnlijk zal de nieuwslezer vanavond vertellen over de opkomende storm.

Slide 13 - Open vraag

Op het grote plein bij de kerk wordt door de jeugd dagelijks geskatet.

Slide 14 - Open vraag

Waarom houden de meeste kinderen eigenlijk van mierzoete suikerspinnen?

Slide 15 - Open vraag

Ik zou zeker naar de nieuwe James Bond-film gaan!

Slide 16 - Open vraag

Maken opdracht 2
Klaar? Maak opdracht 3

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2
1 Hopelijk (bw) – ook (bw) – vuile (bn)
2 Laatst (bw) – heel (bw) – erg (bw) – mooie (bn) – 
   Afrikaanse (bn)
3 hard (bw) – dichtstbijzijnde (bn)
4 vrolijke (bn) – bijzonder (bw) – grappig (bn)

Slide 18 - Tekstslide

Maken opdracht 3
Klaar? Maken opdracht 4

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3
1 Plotseling stak een enorme storm op.
Ik schrok enorm van die harde klap.
2 Tegenover onze school staat een hoog gebouw.
Anne Marthe sprong echt hoog tijdens de gymles!
3 Dit is een precies werkje!
Het ijverige meisje werkt heel precies.
4 Dit vaasje is gelukkig nog heel.
Mijn vader wordt soms heel boos op mijn broertje.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk dinsdag 7/4
Maken opdracht 4  (blz. 181)

Slide 21 - Tekstslide