VWO 2 grammatica 5 bijwoord

Grammatica 6
Onderwerp: bijwoord

Doel: Je kunt aan het einde van deze les bijwoorden herkennen in een zin.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 6
Onderwerp: bijwoord

Doel: Je kunt aan het einde van deze les bijwoorden herkennen in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht 
Noteer op de puntjes een bijwoordelijke bepaling van één woord.

Slide 2 - Tekstslide

Wij zullen de kaartjes voor het concert ......... via internet bestellen.

Slide 3 - Open vraag

........boeken veel mensen hun vakantie kort van tevoren.

Slide 4 - Open vraag

Sonja zou ......... een ander bijbaantje hebben op zaterdag.

Slide 5 - Open vraag

Bijwoord
Een bijwoordelijke bepaling, bestaand uit één woord.
  • tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig
  • plaats: er, daar, hier, nergens, overal
  • zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, echt
  • ontkenning: niet, nooit, geenszins
  • vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, waarheen (enz.)

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord
Een bijwoord kan ook iets zegen over een ander woord.
Zo kan het bijvoorbeeld iets zeggen over:
  • werkwoord: Eske | fietst | snel
  • een bijvoeglijk naamwoord:                                                                       De winkel | verkoopt | heel gezonde mueslirepen.
  • een ander bijwoord:                                                                                       Geert | liep | bijzonder hard | tijdens de wedstrijd.

Slide 7 - Tekstslide

Let op!
Een bijwoord kan soms op een bijvoeglijk naamwoord lijken, maar een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet.
- Hidde kan goed (bw) pianospelen (zww).
- De labyrint is een goed (bn) boek (zn).

Slide 8 - Tekstslide

Tip
In het Nederlands kun je de vorm van een  bijwoord niet veranderen.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
Noteer de bijwoorden. Noteer je antwoord op deze manier:
ook-vandaag-enorm

Noteer de bijwoorden dus in de juiste volgorde met een liggend streepje ertussen, zonder spatie.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer is de verbouwing van jullie Franse vakantiewoning eindelijk gereed?

Slide 11 - Open vraag

Jullie zouden toch gisteren vertrekken naar Marbella?

Slide 12 - Open vraag

Waarschijnlijk zal de nieuwslezer vanavond vertellen over de opkomende storm.

Slide 13 - Open vraag

Op het grote plein bij de kerk wordt door de jeugd dagelijks geskatet.

Slide 14 - Open vraag

Waarom houden de meeste kinderen eigenlijk van mierzoete suikerspinnen?

Slide 15 - Open vraag

Ik zou zeker naar de nieuwe James Bond-film gaan!

Slide 16 - Open vraag

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden (bn) en bijwoorden (bw). Zet de juiste afkorting erachter.
1. Hopelijk zal de medewerker van de kantine ook de vuile gordijnen wassen.
2. Laatst zag ik een heel erg mooie documentaire over het Afrikaanse        
     continent.
3. De burgemeester moest hard lopen naar de dichtsbijzijnde bushalte.
4. Tegenover Zoë zit een vrolijke jongen een bijzonder grappig filmpje te 
     bekijken.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 
1 Hopelijk (bw) – ook (bw) – vuile (bn)
2 Laatst (bw) – heel (bw) – erg (bw) – mooie (bn) – 
   Afrikaanse (bn)
3 hard (bw) – dichtstbijzijnde (bn)
4 vrolijke (bn) – bijzonder (bw) – grappig (bn)

Slide 18 - Tekstslide