Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden (bn) en bijwoorden (bw). Zet de juiste afkorting erachter.
1. Hopelijk zal de medewerker van de kantine ook de vuile gordijnen wassen.
2. Laatst zag ik een heel erg mooie documentaire over het Afrikaanse
continent.
3. De burgemeester moest hard lopen naar de dichtsbijzijnde bushalte.
4. Tegenover Zoë zit een vrolijke jongen een bijzonder grappig filmpje te
bekijken.