Schrijven II

Schrijven II

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo/vwo

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven II

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo/vwo

Slide 1 - Tekstslide


Het schrijven van een betoog

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bouwplan is

  • Ik kan een bouwplan opstellen
  • Ik weet wat een betoog is
  • Ik kan een betoog schrijven



Slide 2 - Tekstslide


Retorica: de kunst van het overtuigen

Het begrip retorica wordt ook wel 'redenaarskunst' of 'welsprekendheid' genoemd. Het is afgeleid van het Oudgriekse woord 'retor', wat 'spreker' of 'leraar' betekent. Een goed retor is iemand die zijn publiek op een schijnbaar natuurlijke manier van zijn standpunt weet te overtuigen. Een standpunt verwoordt wat iemand ergens van vindt. In een tekst over pesten zou dat kunnen zijn: Ik vind dat pesten strenger moet worden bestraft. Synoniemen voor een standpunt zijn een bewering, mening, opinie, opvatting en stelling.


Wie overtuigend willen leren spreken, doet er verstandig aan eerst overtuigend te leren schrijven. De basis van een inhoudelijk sterk betoog - of dat nu gesproken of geschreven is - is namelijk een ijzersterke argumentatie!







Steropdracht
Dit is een verrijkende opdracht voor leerlingen die meer uitdaging aankunnen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video




Wie vind jij de sterkste retor in dit debat: Jeroen of Marijn?

Slide 5 - Open vraag

Jeroen zegt: "Door pestgedrag strafbaar te maken, kan pesten in de toekomst worden tegengegaan".

Marijn zegt: "Pestgedrag ga je niet tegen door het strafbaar te maken."
A
Ik ben het inhoudelijk eens met zowel Jeroen als Marijn.
B
Ik ben het inhoudelijk oneens met zowel Jeroen als Marijn.
C
Ik ben het inhoudelijk eens met Jeroen.
D
Ik ben het inhoudelijk eens met Marijn.

Slide 6 - Quizvraag



Wie denk je dat het debat uiteindelijk heeft gewonnen:
Jeroen of Marijn?

Slide 7 - Open vraag


Inleiding bij het schrijven van een betoog

Bij Schrijven I hebben we stap voor stap een uiteenzetting geschreven. In een uiteenzetting wil de schrijver de lezer informeren. Hij neemt dan ook een objectieve (= neutrale) houding aan ten aanzien van het onderwerp.  


Bij Schrijven II werken we toe naar het schrijven van een betoog. Een betoog is een overtuigende tekst. Een schrijver van een betoog is niet objectief; hij of zij neemt een duidelijk standpunt in ten aanzien van een onderwerp en probeert de lezer van dat standpunt te overtuigen. In plaats van het begrip standpunt wordt ook gesproken van een bewering, mening, opinie, opvatting of stelling. Begrippen die allemaal aangeven wat iemand vindt. Zo kan iemand van mening zijn dat pesten strafbaar moet worden gesteld, beweren dat pestgedrag een negatief effect heeft op het zelfbeeld van kinderen of stellen dat pesters harder moeten worden aangepakt. 




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video



Wat is het primaire doel van de schrijver
van een betoog?
A
Hij wil de lezer informeren.
B
Hij wil de lezer overtuigen.
C
Hij wil de lezen activeren.
D
Hij wil de lezer amuseren.

Slide 10 - Quizvraag



Welke vorm van argumentatie mag je gebruiken
bij het schrijven van een betoog?
Toelichting
Let op! Hoewel je niet-feitelijke argumenten mag gebruiken, versterken die je betoog niet!
A
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen feitelijke argumentatie gebruiken.
B
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
C
Bij het schrijven van een betoog mag je zowel feitelijke als niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
D
Dat weet ik niet.

Slide 11 - Quizvraag


Goed leren betogen in 10 stappen
  1. Eerst oriënteer je je op de mogelijke onderwerpen.
  2. Daarna selecteer je twee voorlopige onderwerpen.
  3. Vervolgens ga je een kort vooronderzoek doen.
  4. Uiteindelijk kies je definitief voor twee onderwerpen.
  5. Daarna volgt een diepgaand onderzoek en bepaal je je standpunt.
  6. Op basis van je onderzoek maak je een overzicht van je argumentatie.
  7. Op basis van je argumentatie maak je een bouwplan.
  8. Je bouwplan verwerk je thuis eventueel tot twee kladversies.
  9. Je kijkt je kladversies kritisch na op taalgebruik.
  10. Uiteindelijk schrijf je tijdens de toets een netversie.





Slide 12 - Tekstslide


Stap 1 en 2: Oriëntatiefase

Bij Schrijven II ga je je voorbereiden op het schrijven van twee teksten. Ook dit keer start je met het doorlopen van de oriëntatiefase, waarin je je oriënteert op mogelijke onderwerpen. Bij het schrijven van een betoog kies je bij voorkeur voor onderwerpen waar je je een mening over wil vormen of waar je je al een (voorlopige) mening over hebt gevormd. Als jij je immers geen mening wil vormen over een onderwerp wordt het erg lastig om anderen van jouw 'mening' te overtuigen. En dat is nu net de bedoeling bij een betoog!


In de bovenbouw ga je overigens wel degelijk leren hoe je een standpunt moet verdedigen waar je zelf niet achter staat. Dat is best lastig, want je moet je dan niet alleen in een andersdenkende verplaatsen, maar je moet ook leren 

om de mening van een ander overtuigend te verwoorden. Dat is betogen voor gevorderden! 


 

Slide 13 - Tekstslide


Mogelijke onderwerpen voor je betoog

    1. De consumptie van vlees moet (niet) aan banden worden gelegd.

    2. Digitalisering heeft (g)een meerwaarde voor het onderwijs.

    3. Kijken op commando is (g)een goede maatschappelijke

     
    ontwikkeling.



Onderwerp kiezen?
Het is de bedoeling dat je dit keer twee onderwerpen van de lijst kiest. Pas na de onderzoeksfase bepaal je je definitieve standpunt.

Slide 14 - Tekstslide

Welke twee onderwerpen
ga jij onderzoeken?

Slide 15 - Woordweb


Stap 3 en 4: Vooronderzoeksfase

Je hebt nu twee voorlopige onderwerpen voor je betoog gekozen. In de vooronderzoeksfase ga je op zoek naar zoveel mogelijk informatie over deze twee onderwerpen. Ook bij een betoog is het van belang dat je daarbij gebruikmaakt van betrouwbare en actuele bronnen. Je hoeft in deze fase nog niet je definitieve standpunt te bepalen. Daartoe moet je

eerst diepgaand onderzoek doen.


LET OP! Besteed aan het vooronderzoek naar ieder onderwerp niet meer dan 15 minuten. Kom je erachter dat je bij een van de onderwerpen van je keuze geen goede informatie kan vinden? Wissel dan in deze fase van onderwerp. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald!

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn je definitieve onderwerpen?

Slide 17 - Woordweb


Stap 5: Onderzoeksfase

Je hebt nu definitief voor twee onderwerpen gekozen. In de onderzoeksfase ga je je echt verdiepen in de onderwerpen van je keuze. Je moet je dit keer op twee schrijfopdrachten voorbereiden. Daarom moet je voor beide teksten op zoek naar bruikbare informatie die afkomstig is van tenminste drie actuele, betrouwbare bronnen. Die informatie bewaar je per onderwerp bij elkaar in een online map. In iedere map sla je de documenten en linkjes op die je straks moet kunnen raadplegen om je tekst te kunnen schrijven. Hulp nodig bij het plannen? Check de Planhulp!


Je uiteindelijke doel is om in deze fase te komen tot een concreet standpunt ten aanzien van beide onderwerpeneen zin die jouw mening ten aanzien van het onderwerp helder verwoordt. Let op! Het is mogelijk dat je in deze fase je mening ten aanzien van (een van) je onderwerpen moet herzien!

Planhulp?
Bij stap 7 t/m 10 vind je een uitgewerkte planning voor Schrijven II.

Slide 18 - Tekstslide





Waarom is het mogelijk dat je in deze fase van je onderzoek toch
je (voorlopige) mening over een onderwerp moet herzien?
A
Er kunnen tijdens de onderzoeksfase nieuwe feiten boven water komen, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
B
Er kan tijdens de onderzoeksfase iets (in je omgeving) gebeuren, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
C
Er kan tijdens de onderzoeksfase iemand zijn, die ervoor zorgt dat je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
D
A + B + C

Slide 19 - Quizvraag

Rico zegt: Van mening veranderen is zwak. Als je een mening hebt, moet je voor die mening staan en je niet door anderen laten beïnvloeden.

Raya zegt: Van mening veranderen is sterk. Als iemand met andere - betere - argumenten dan jij komt, getuigt het juist van kracht als je dat durft toe te geven en je je mening durft bij te stellen.
A
Rico en Raya hebben allebei gelijk.
B
Rico en Raya hebben allebei ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 20 - Quizvraag


Stap 6: Structureringsfase (1)

In de structureringsfase ga je de informatie die je hebt verzameld, ordenen. Dat gebeurt eigenlijk vanzelf als je die verwerkt in een bouwplan. Voordat je een bouwplan kan maken, moet je bij een betoog eerst zorgen voor een goed overzicht van je argumentatie. 


In een argumentatieoverzicht start je met het beschrijven van je standpunt. Daaronder schrijf je ten minste twee argumenten op die jouw standpunt ondersteunen. Aan die argumenten mag je onderschikkende argumentatie toevoegen. Verwerk in je overzicht ook minimaal een tegenargument en een weerlegging. Een voorbeeld van een eenvoudig argumentatieoverzicht is toegevoegd als bijlage 1. Let op! Je maakt twee argumentatieoverzichten.



Slide 21 - Tekstslide


Stap 6: Structureringsfase (2)

Je argumentatieoverzicht verwerk je uiteindelijk in je bouwplan. Ook bij een betoog start je met het beschrijven van je doelgroep, schrijfdoel en tekststructuur. Bedenk ook alvast een werktitel. Neem in je bouwplan ook signaalwoorden op.

Wil je oefenen met 'Verbanden en signaalwoorden'? Zie Bookwidgets (code WSGKN). 


Het bouwplan is bij een betoog dus anders dan bij een uiteenzetting. Zo mag je je onderwerp in een aparte alinea aankondigen, maar verwoord je in de inleiding in ieder geval duidelijk je standpunt. In het middenstuk wijd je aan ieder argument voor je standpunt een aparte alinea. Ook je tegenargumentatie en weerlegging verwerk je in een of twee alinea's. In het slot van je tekst herhaal je je standpunt. Een voorbeeld van een bouwplan bij een betoog en een voorbeeld van een betoog zijn toegevoegd als bijlagen 2 en 3. Let op! Je maakt twee bouwplannen!

Slide 22 - Tekstslide



Welke vaste tekststructuur geniet de voorkeur
bij het schrijven van een betoog?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag/antwoord-structuur
C
Een argumentatiestructuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 23 - Quizvraag


Stap 7 t/m 10: De verwerkingsfase

In de verwerkingsfase ga je alle informatie die je hebt verzameld en geordend, verwerken tot een eindproduct. Deze fase is bij Schrijven II aanmerkelijk zwaarder dan bij Schrijven I. Houd daarom de volgende planning aan:


  1. Doorloop in week 1 stap 1 t/m 4 van het schrijfproces. 
  2. Onderzoek in week 2 onderwerp 1, maak een overzicht van je argumentatie en een bouwplan. 
  3. Lever je eerste bouwplan aan het eind van week 2 in bij je docent. 
  4. Onderzoek in week 3 onderwerp 2, maak een overzicht van je argumentatie en een bouwplan.
  5. Lever je tweede bouwplan aan het eind van week 3 in bij je docent.



Slide 24 - Tekstslide


Toetsvoorbereiding



  • Lever bij voorkeur aan het eind van week 2 je eerste bouwplan en aan het eind van week 3 je tweede bouwplan in bij je vakdocent;
  • Red je dat niet? Lever dan in ieder geval uiterlijk tijdens les 3 van week 3 beide bouwplannen in bij je vakdocent (10% van je toetscijfer!);
  • Denk op basis van je bouwplannen alvast na over je uiteindelijke teksten;
  • Maak thuis eventueel een kladversie van de beide teksten;
  • Voorafgaand aan de toets krijg je van je docent een van je bouwplannen. Bij dat bouwplan schrijf je tijdens de toets een kladversie en een netversie van je betoog (270-330 woorden).


Slide 25 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een argumentatieoverzicht bij het bouwplan in bijlage 2 en het betoog in bijlage 3. 

Slide 26 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een bouwplan bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het betoog in bijlage 3. 

Let op! Je hoeft geen voorbeeld te geven in de inleiding en je mag je tegenargumentatie en weerlegging samen in een alinea zetten. 

Slide 27 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een betoog bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het bouwplan in bijlage 2. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video