Week 11_Maandag_Betoog_Schrijven

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik
Stillezen
Klassikaal (veel luisteren!)
Zelfstandig werken betoog (eventueel als er tijd over is)
Evalueren 
Vooruitblik 



Slide 2 - Tekstslide

Wat ging goed?
- Stillezen 
- Sneller aandacht voor de docent

Wat kan beter?
- tweede blokuur sneller aandacht voor de docent, zachter werken (MEGADRUK)

Wat heb je geleerd?
- Kenmerken van een betoog

Toets begrijpend lezen/woordenschat verplaatst 19 maart


Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid, welke datum?
Leesvaardigheid  - begrijpend lezen (week 12, maandag 19 maart ) WOORDJES!
Leesvaardigheid - fictie boekendate (week 12 ) (geen cijfer)
Schrijven - betoog schrijven (week 13, datum nog onbekend)
Mondelinge taalvaardigheid - week 13 (debat voeren) (geen cijfer)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Betoog = een overtuigende tekst
​In de inleiding trek je de aandacht op een goede manier (anekdote, vraag, actualiteit, onderwerp) en geef je het standpunt.

In de kern geef je je argumenten, daarna een tegenargument die je weerlegt.
 
​In het slot geef je een conclusie/samenvatting.

Slide 6 - Tekstslide

            Betoog toets indeling (2 lessen)


Slide 7 - Tekstslide

Les 1 toets
Je gaat in één lesuur de tekst voorbereiden door een bouwplan en een argumentatieschema te maken. 

- Kies een onderwerp voor je betoog (je kiest uit een lijst)
- Vul het argumentatieschema en het schrijfplan in.

De docent bewaart het materiaal.



Slide 8 - Tekstslide

Argumentatieschema
Standpunt
Argumenten (nevenschikkend)
Argumenten (onderschikkend)
Tegenargumenten & weerlegging

Verschil nevenschikkend/onderschikkend nog niet behandelen.

Slide 9 - Tekstslide

Bouwplan betoog
Onderwerp:  
Schrijfdoel:
Hoofdgedachte:

Reminder docent zie voorbeeld in Sharepoint (toetsen)














Middenstuk



Hoe bouw je je argumentatie op?

Argument alinea 1 + evt. onderbouwing:



Argument alinea 2 + evt. onderbouwing:





Tegenargument + weerlegging









Welke verbindende zinnen plaats je tussen de alinea’s?

Tussen al. 1 en 2:



Tussen al. 2 en 3:



Tussen al. 3 en 4:



Tussen al. 4 en 5:



Tussen al. 5 en 6:



Slot

Hoe formuleer je je conclusie (uitsmijter)?









 

Slide 10 - Tekstslide

Toets les 2 Betoog schrijven
1. Schrijf de tekst. Deze bestaat minimaal uit 6 alinea’s en ongeveer 500 woorden.
2. Onderstreep de signaalwoorden en verbindende zinnen.
3. Herlees je tekst en corrigeer fouten. 


Spelling: aftrek -0,1 per fout, maximaal een halve punt
Formulering: aftrek -0,1 per kromme zin

Slide 11 - Tekstslide


Het schrijven van een betoog

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bouwplan is

  • Ik kan een bouwplan opstellen
  • Ik weet wat een betoog is
  • Ik kan een betoog schrijven



Slide 12 - Tekstslide

Standpunt

Een standpunt verwoordt wat iemand ergens van vindt. In een tekst over pesten zou dat kunnen zijn: Ik vind dat pesten strenger moet worden bestraft. Synoniemen voor een standpunt zijn een bewering, mening, opinie, opvatting en stelling.


Wie overtuigend willen leren spreken, doet er verstandig aan eerst overtuigend te leren schrijven. De basis van een inhoudelijk sterk betoog - of dat nu gesproken of geschreven is - is namelijk een ijzersterke argumentatie!







Steropdracht
Dit is een verrijkende opdracht voor leerlingen die meer uitdaging aankunnen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video




Wie vind jij de sterkste in dit debat: Jeroen of Marijn?

Slide 15 - Open vraag

Jeroen zegt: "Door pestgedrag strafbaar te maken, kan pesten in de toekomst worden tegengegaan".

Marijn zegt: "Pestgedrag ga je niet tegen door het strafbaar te maken."
A
Ik ben het inhoudelijk eens met zowel Jeroen als Marijn.
B
Ik ben het inhoudelijk oneens met zowel Jeroen als Marijn.
C
Ik ben het inhoudelijk eens met Jeroen.
D
Ik ben het inhoudelijk eens met Marijn.

Slide 16 - Quizvraag



Wie denk je dat het debat uiteindelijk heeft gewonnen:
Jeroen of Marijn?

Slide 17 - Open vraag

Antwoord
Hoewel Jeroen de meest natuurlijke spreker is in dit debat, heeft de jury de nodige bedenkingen bij zijn argumentatie en wint Marijn uiteindelijk het debat.

Om pestgedrag strafbaar te kunnen stellen, moeten namelijk om te beginnen criteria van ontoelaatbaar pestgedrag worden geformuleerd en dat is nog niet eenvoudig. Wat de een ervaart als pestgedrag kan een ander immers ervaren als een onschuldig plagerijtje. Daardoor kan je om te beginnen vraagtekens plaatsen bij de haalbaarheid van het voorstel van Jeroen.

Door pesten strafbaar te maken kunnen docenten, leerlingen en ouders verder steviger optreden als ze getuige zijn van pestgedrag, maar dat betekent nog niet dat ze dat ook daadwerkelijk doen. Daardoor kan je ook vraagtekens plaatsen bij de effectiviteit van het voorstel van Jeroen.

De jury oordeelde uiteindelijk dat met het strafbaar maken van pestgedrag de ernst van het gedrag weliswaar kan worden benadrukt, maar dat het pesten als zodanig niet tegengaat.

Slide 18 - Tekstslide


Inleiding bij het schrijven van een betoog

Een betoog is een overtuigende tekst. Een schrijver van een betoog is niet objectief; hij of zij neemt een duidelijk standpunt in ten aanzien van een onderwerp en probeert de lezer van dat standpunt te overtuigen. In plaats van het begrip standpunt wordt ook gesproken van een bewering, mening, opinie, opvatting of stelling. Begrippen die allemaal aangeven wat iemand vindt. Zo kan iemand van mening zijn dat pesten strafbaar moet worden gesteld, beweren dat pestgedrag een negatief effect heeft op het zelfbeeld van kinderen of stellen dat pesters harder moeten worden aangepakt. 




Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video



Wat is het belangrijkste doel van de schrijver
van een betoog?
A
Hij wil de lezer informeren.
B
Hij wil de lezer overtuigen.
C
Hij wil de lezen activeren.
D
Hij wil de lezer amuseren.

Slide 21 - Quizvraag



Welke vorm van argumentatie mag je gebruiken
bij het schrijven van een betoog?
Toelichting
Let op! Hoewel je niet-feitelijke argumenten mag gebruiken, versterken die je betoog niet!
A
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen feitelijke argumentatie gebruiken.
B
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
C
Bij het schrijven van een betoog mag je zowel feitelijke als niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
D
Dat weet ik niet.

Slide 22 - Quizvraag

Oriëntatiefase (bij de toets kun je kiezen uit onderwerpen)

Bij het schrijven van een betoog kies je bij voorkeur voor onderwerpen waar je je een mening over wil vormen of waar je je al een (voorlopige) mening over hebt gevormd. Als jij je immers geen mening wil vormen over een onderwerp wordt het erg lastig om anderen van jouw 'mening' te overtuigen. En dat is nu net de bedoeling bij een betoog!




 

Slide 23 - Tekstslide


Goed leren betogen in 10 stappen
  1. Eerst oriënteer je je op de mogelijke onderwerpen.
  2. Daarna selecteer je twee voorlopige onderwerpen.
  3. Vervolgens ga je een kort vooronderzoek doen.
  4. Uiteindelijk kies je definitief voor twee onderwerpen.
  5. Daarna volgt een diepgaand onderzoek en bepaal je je standpunt.
  6. Op basis van je onderzoek maak je een overzicht van je argumentatie.
  7. Op basis van je argumentatie maak je een bouwplan.
  8. Je bouwplan verwerk je thuis eventueel tot twee kladversies.
  9. Je kijkt je kladversies kritisch na op taalgebruik.
  10. Uiteindelijk schrijf je je betoog (huiswerk volgende week)





Slide 24 - Tekstslide


Mogelijke onderwerpen voor je betoog

    1. De consumptie van vlees moet verminderd worden.

    2. Digitalisering heeft (g)een meerwaarde voor het onderwijs.

    3. Softdrugs moet verboden worden in Nederland.








Onderwerp kiezen?
Het is de bedoeling dat je dit keer twee onderwerpen van de lijst kiest. Pas na de onderzoeksfase bepaal je je definitieve standpunt.

Slide 25 - Tekstslide

Welke twee onderwerpwn
kies jij?

Slide 26 - Woordweb

Vooronderzoeksfase

Je hebt nu twee voorlopige onderwerpen voor je betoog gekozen. In de vooronderzoeksfase ga je op zoek naar zoveel mogelijk informatie over deze twee onderwerpen. Ook bij een betoog is het van belang dat je daarbij gebruikmaakt van betrouwbare en actuele bronnen. Je hoeft in deze fase nog niet je definitieve standpunt te bepalen. Daartoe moet je

eerst diepgaand onderzoek doen.


LET OP! Besteed aan het vooronderzoek naar ieder onderwerp niet meer dan 15 minuten. Kom je erachter dat je bij een van de onderwerpen van je keuze geen goede informatie kan vinden? Wissel dan in deze fase van onderwerp.

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn je definitieve onderwerpen?

Slide 28 - Woordweb


Onderzoeksfase

Je hebt nu definitief voor twee onderwerpen gekozen. In de onderzoeksfase ga je je echt verdiepen in de onderwerpen van je keuze. Je moet je dit keer op twee schrijfopdrachten voorbereiden. Daarom moet je voor beide teksten op zoek naar bruikbare informatie die afkomstig is van tenminste drie actuele, betrouwbare bronnen. Die informatie bewaar je per onderwerp bij elkaar in een online map. In iedere map sla je de documenten en linkjes op die je straks moet kunnen raadplegen om je tekst te kunnen schrijven. 


Je uiteindelijke doel is om in deze fase te komen tot een concreet standpunt ten aanzien van beide onderwerpeneen zin die jouw mening ten aanzien van het onderwerp helder verwoordt. Let op! Het is mogelijk dat je in deze fase je mening ten aanzien van (een van) je onderwerpen moet herzien!

Planhulp?
Bij stap 7 t/m 10 vind je een uitgewerkte planning voor Schrijven II.

Slide 29 - Tekstslide





Waarom is het mogelijk dat je in deze fase van je onderzoek toch
je (voorlopige) mening over een onderwerp moet herzien?
A
Er kunnen tijdens de onderzoeksfase nieuwe feiten boven water komen, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
B
Er kan tijdens de onderzoeksfase iets (in je omgeving) gebeuren, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
C
Er kan tijdens de onderzoeksfase iemand zijn, die ervoor zorgt dat je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
D
A + B + C

Slide 30 - Quizvraag

Rico zegt: Van mening veranderen is zwak. Als je een mening hebt, moet je voor die mening staan en je niet door anderen laten beïnvloeden.

Raya zegt: Van mening veranderen is sterk. Als iemand met andere - betere - argumenten dan jij komt, getuigt het juist van kracht als je dat durft toe te geven en je je mening durft bij te stellen.
A
Rico en Raya hebben allebei gelijk.
B
Rico en Raya hebben allebei ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 31 - Quizvraag

Bouwplan 

In een bouwplan start je met het beschrijven van je standpunt. Daaronder schrijf je ten minste twee argumenten op die jouw standpunt ondersteunen. Aan die argumenten mag je onderschikkende argumentatie toevoegen. Verwerk in je overzicht ook minimaal een tegenargument en een weerlegging.


Je mag je onderwerp in een aparte alinea aankondigen, maar verwoord je in de inleiding in ieder geval duidelijk je standpunt. In het middenstuk wijd je aan ieder argument voor je standpunt een aparte alinea. Ook je tegenargumentatie en weerlegging verwerk je in een of twee alinea's. In het slot van je tekst herhaal je je standpunt. 


Slide 32 - Tekstslide



Welke vaste tekststructuur is de voorkeur
bij het schrijven van een betoog?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag/antwoord-structuur
C
Een argumentatiestructuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 33 - Quizvraag

Extra
Dit is een voorbeeld van een argumentatieoverzicht bij het bouwplan in bijlage 2 en het betoog in bijlage 3. 

Slide 34 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een bouwplan bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het betoog in bijlage 3. 

Let op! Je hoeft geen voorbeeld te geven in de inleiding en je mag je tegenargumentatie en weerlegging samen in een alinea zetten. 

Slide 35 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een betoog bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het bouwplan in bijlage 2. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Wat ga je doen? 
  1. Je kiest een onderwerp.
  2. Je vult je bouwplan in.
  3. Je start met het schrijven van de inleiding.

Slide 38 - Tekstslide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 39 - Tekstslide

We gaan oefenen met betoog schrijven.
Toets vrijdag, denk aan woordjes leren!

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Leesboek mee
  • Maak je betoog af



Slide 40 - Tekstslide