Week 11_Dinsdag_Betoog_Schrijven

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik
Stillezen
Klassikaal (veel luisteren!)
Zelfstandig werken betoog (eventueel als er tijd over is)
Evalueren 
Vooruitblik 



Slide 2 - Tekstslide

Wat ging goed?
- Stillezen 

Wat kan beter?
- Sneller aandacht voor de docent

Wat heb je geleerd?
- Kenmerken van een betoog

Toets begrijpend lezen/woordenschat verplaatst 19 maart


Slide 3 - Tekstslide

Leesvaardigheid, welke datum?
Leesvaardigheid  - begrijpend lezen (week 12, maandag 19 maart ) WOORDJES!
Leesvaardigheid - fictie boekendate (week 12 ) (geen cijfer)
Schrijven - betoog schrijven (week 13, datum nog onbekend)
Mondelinge taalvaardigheid - week 13 (debat voeren) (geen cijfer)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Het schrijven van een betoog

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bouwplan is

  • Ik kan een bouwplan opstellen
  • Ik weet wat een betoog is
  • Ik kan een betoog schrijven



Slide 6 - Tekstslide


Inleiding bij het schrijven van een betoog

Een betoog is een overtuigende tekst. Een schrijver van een betoog is niet objectief; hij of zij neemt een duidelijk standpunt in ten aanzien van een onderwerp en probeert de lezer van dat standpunt te overtuigen. In plaats van het begrip standpunt wordt ook gesproken van een bewering, mening, opinie, opvatting of stelling. Begrippen die allemaal aangeven wat iemand vindt. Zo kan iemand van mening zijn dat pesten strafbaar moet worden gesteld, beweren dat pestgedrag een negatief effect heeft op het zelfbeeld van kinderen of stellen dat pesters harder moeten worden aangepakt. 




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video



Wat is het belangrijkste doel van de schrijver
van een betoog?
A
Hij wil de lezer informeren.
B
Hij wil de lezer overtuigen.
C
Hij wil de lezen activeren.
D
Hij wil de lezer amuseren.

Slide 9 - Quizvraag



Welke vorm van argumentatie mag je gebruiken
bij het schrijven van een betoog?
Toelichting
Let op! Hoewel je niet-feitelijke argumenten mag gebruiken, versterken die je betoog niet!
A
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen feitelijke argumentatie gebruiken.
B
Bij het schrijven van een betoog mag je alleen niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
C
Bij het schrijven van een betoog mag je zowel feitelijke als niet-feitelijke argumentatie gebruiken.
D
Dat weet ik niet.

Slide 10 - Quizvraag

Oriëntatiefase (bij de toets kun je kiezen uit onderwerpen)

Bij het schrijven van een betoog kies je bij voorkeur voor onderwerpen waar je je een mening over wil vormen of waar je je al een (voorlopige) mening over hebt gevormd. Als jij je immers geen mening wil vormen over een onderwerp wordt het erg lastig om anderen van jouw 'mening' te overtuigen. En dat is nu net de bedoeling bij een betoog!




 

Slide 11 - Tekstslide


Goed leren betogen in 10 stappen
  1. Eerst oriënteer je je op de mogelijke onderwerpen.
  2. Daarna selecteer je twee voorlopige onderwerpen.
  3. Vervolgens ga je een kort vooronderzoek doen.
  4. Uiteindelijk kies je definitief voor twee onderwerpen.
  5. Daarna volgt een diepgaand onderzoek en bepaal je je standpunt.
  6. Op basis van je onderzoek maak je een overzicht van je argumentatie.
  7. Op basis van je argumentatie maak je een bouwplan.
  8. Je bouwplan verwerk je thuis eventueel tot twee kladversies.
  9. Je kijkt je kladversies kritisch na op taalgebruik.
  10. Uiteindelijk schrijf je je betoog (huiswerk volgende week)





Slide 12 - Tekstslide


Mogelijke onderwerpen voor je betoog

    1. De consumptie van vlees moet verminderd worden.

    2. Digitalisering heeft (g)een meerwaarde voor het onderwijs.

    3. Softdrugs moet verboden worden in Nederland.








Onderwerp kiezen?
Het is de bedoeling dat je dit keer twee onderwerpen van de lijst kiest. Pas na de onderzoeksfase bepaal je je definitieve standpunt.

Slide 13 - Tekstslide

Welke twee onderwerpen
kies jij?

Slide 14 - Woordweb

Vooronderzoeksfase

Je hebt nu twee voorlopige onderwerpen voor je betoog gekozen. In de vooronderzoeksfase ga je op zoek naar zoveel mogelijk informatie over deze twee onderwerpen. Ook bij een betoog is het van belang dat je daarbij gebruikmaakt van betrouwbare en actuele bronnen. Je hoeft in deze fase nog niet je definitieve standpunt te bepalen. Daartoe moet je

eerst diepgaand onderzoek doen.


LET OP! Besteed aan het vooronderzoek naar ieder onderwerp niet meer dan 15 minuten. Kom je erachter dat je bij een van de onderwerpen van je keuze geen goede informatie kan vinden? Wissel dan in deze fase van onderwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn je definitieve onderwerpen?

Slide 16 - Woordweb


Onderzoeksfase

Je hebt nu definitief voor twee onderwerpen gekozen. In de onderzoeksfase ga je je echt verdiepen in de onderwerpen van je keuze. Je moet je dit keer op twee schrijfopdrachten voorbereiden. Daarom moet je voor beide teksten op zoek naar bruikbare informatie die afkomstig is van tenminste drie actuele, betrouwbare bronnen. Die informatie bewaar je per onderwerp bij elkaar in een online map. In iedere map sla je de documenten en linkjes op die je straks moet kunnen raadplegen om je tekst te kunnen schrijven. 


Je uiteindelijke doel is om in deze fase te komen tot een concreet standpunt ten aanzien van beide onderwerpeneen zin die jouw mening ten aanzien van het onderwerp helder verwoordt. Let op! Het is mogelijk dat je in deze fase je mening ten aanzien van (een van) je onderwerpen moet herzien!

Planhulp?
Bij stap 7 t/m 10 vind je een uitgewerkte planning voor Schrijven II.

Slide 17 - Tekstslide





Waarom is het mogelijk dat je in deze fase van je onderzoek toch
je (voorlopige) mening over een onderwerp moet herzien?
A
Er kunnen tijdens de onderzoeksfase nieuwe feiten boven water komen, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
B
Er kan tijdens de onderzoeksfase iets (in je omgeving) gebeuren, waardoor je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
C
Er kan tijdens de onderzoeksfase iemand zijn, die ervoor zorgt dat je een andere visie krijgt op het onderwerp van je keuze.
D
A + B + C

Slide 18 - Quizvraag

Rico zegt: Van mening veranderen is zwak. Als je een mening hebt, moet je voor die mening staan en je niet door anderen laten beïnvloeden.

Raya zegt: Van mening veranderen is sterk. Als iemand met andere - betere - argumenten dan jij komt, getuigt het juist van kracht als je dat durft toe te geven en je je mening durft bij te stellen.
A
Rico en Raya hebben allebei gelijk.
B
Rico en Raya hebben allebei ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 19 - Quizvraag

Bouwplan 

In een bouwplan start je met het beschrijven van je standpunt. Daaronder schrijf je ten minste twee argumenten op die jouw standpunt ondersteunen. Aan die argumenten mag je onderschikkende argumentatie toevoegen. Verwerk in je overzicht ook minimaal een tegenargument en een weerlegging.


Je mag je onderwerp in een aparte alinea aankondigen, maar verwoord je in de inleiding in ieder geval duidelijk je standpunt. In het middenstuk wijd je aan ieder argument voor je standpunt een aparte alinea. Ook je tegenargumentatie en weerlegging verwerk je in een of twee alinea's. In het slot van je tekst herhaal je je standpunt. 


Slide 20 - Tekstslide



Welke vaste tekststructuur is de voorkeur
bij het schrijven van een betoog?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag/antwoord-structuur
C
Een argumentatiestructuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 21 - Quizvraag

Extra
Dit is een voorbeeld van een argumentatieoverzicht bij het bouwplan in bijlage 2 en het betoog in bijlage 3. 

Slide 22 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een bouwplan bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het betoog in bijlage 3. 

Let op! Je hoeft geen voorbeeld te geven in de inleiding en je mag je tegenargumentatie en weerlegging samen in een alinea zetten. 

Slide 23 - Tekstslide

Extra
Dit is een voorbeeld van een betoog bij het argumentatieoverzicht in bijlage 1 en het bouwplan in bijlage 2. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat ga je doen? 
  1. Je kiest een onderwerp.
  2. Je vult je bouwplan in.
  3. Je start met het schrijven van de inleiding.

Slide 26 - Tekstslide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 27 - Tekstslide

We gaan oefenen met betoog schrijven.
Toets maandag, denk aan woordjes leren!

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Leesboek mee
  • Maak je betoog af



Slide 28 - Tekstslide