Week 36 2M2 H2 Spelling: Hoofdletters en leestekens
1 / 43
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Goed of fout?
In Januari is het winter
In Januari is het winter
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quizvraag
Goed of fout?
Jan Van der Veen
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quizvraag
Goed of fout?
ik ga op vakantie naar Australië
ik ga op vakantie naar Australië
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quizvraag
Goed of fout?
Noord-Holland
Noord-Holland
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quizvraag
Goed of fout?
Meneer hazelaar
Meneer hazelaar
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO
Slide 10 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december
Slide 11 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag
Slide 12 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant
Slide 13 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde
Slide 14 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO
Slide 15 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Tekstslide
Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets
Slide 20 - Quizvraag
Welk leesteken hoort er achter de zin?
Ik ben blij dat het bijna vakantie is
Ik ben blij dat het bijna vakantie is
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets
Slide 21 - Quizvraag
Welk leesteken hoort er achter de zin?
Ik ben blij dat het bijna vakantie is
Ik ben blij dat het bijna vakantie is
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets
Slide 22 - Quizvraag
Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk
Vind jij leestekens moeilijk
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets
Slide 23 - Quizvraag
In welke zin staan de leestekens juist?
A
Heb jij sla, tomaat en komkommer gehaald.
B
Heb jij sla, tomaat, en komkommer gehaald?
C
Heb jij sla, tomaat en komkommer gehaald?
D
Heb jij sla tomaat en komkommer gehaald?
Slide 24 - Quizvraag
Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt?
Ezra vroeg of we ook een nieuwjaarsduik moesten nemen?
Ezra vroeg of we ook een nieuwjaarsduik moesten nemen?
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Wat zou je verbeteren aan deze zin?
mijn werkstuk gaat over koningin beatrix.
mijn werkstuk gaat over koningin beatrix.
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
(verkleden) ..... jij je drie keer per dag?
(verkleden) ..... jij je drie keer per dag?
Slide 32 - Open vraag
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
(beantwoorden) ..... je zus die vraag niet?
(beantwoorden) ..... je zus die vraag niet?
Slide 33 - Open vraag
Welke zin is juist gespeld?
A
Als ik het antwoord niet raad, word zij boos.
B
Als ik het antwoord niet raadt, word zij boos.
C
Als ik het antwoord niet raadt, wordt zij boos.
D
Als ik het antwoord niet raad, wordt zij boos.
Slide 34 - Quizvraag
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
Mijn vader .... de auto bij Aegon.
Mijn vader .... de auto bij Aegon.
A
verzeker
B
verzekert
C
verzekerd
D
verzekerdt
Slide 35 - Quizvraag
In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
B
Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
C
Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
D
Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.
Slide 36 - Quizvraag
In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Morgen wort mijn oma tachtig.
B
Morgen word mijn oma tachtig.
C
Morgen wordt mijn oma tachtig.
D
Morgen werd mijn oma tachtig.
Slide 37 - Quizvraag
Wat is géén manier om de persoonsvorm in een zin te vinden?
A
De zin in een andere tijd zetten.
B
De vraag 'Wie/wat + WG?' stellen.
C
De zin van getal (enkelvoud-meervoud) veranderen.
D
Een ja/nee-vraag van de zin maken.
Slide 38 - Quizvraag
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
Na schooltijd ... hij altijd met een boek op de bank.
Na schooltijd ... hij altijd met een boek op de bank.
A
relaxt
B
relaxd
C
relaxet
D
relaxed
Slide 39 - Quizvraag
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
De zon .... licht en warmte.
De zon .... licht en warmte.
A
verspreit
B
verspreid
C
verspreidt
D
versprijt
Slide 40 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Als het regent wordt je nat.
B
Als het regent word je nat.
C
Als het regent, wordt je nat.
D
Als het regent, word je nat.
