3.1 Atoommodel

Hoofdstuk 3: bouw van stoffen
3VWO
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: bouw van stoffen
3VWO

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je kunt de bouw van een atoom beschrijven.
  • Je leert hoe het atoommodel tot stand is gekomen. 
  • Je kunt aan de hand van het atoomnummer en het massagetal een atoom tekenen volgens het atoommodel van Bohr
  • Je kunt de volgende begrippen gebruiken:
  • Atoomkern
  • Elektronen
  • Elektronenschillen
  • Protonen
  • Neutronen
  • Atomaire massa eenheid, u
  • Atoomnummer
  • Massagetal

Slide 2 - Tekstslide

Atoommodel 
Uiteindelijk heeft al dit onderzoek geleid tot het atoommodel dat bij scheikunde wordt gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr
Volgens dit model bestaat een atoom uit een positief geladen atoomkern waar negatief geladen elektronen in zogenoemde elektronenschillen omheen bewegen. 
Noteer 
& leer

Slide 4 - Tekstslide

De elektronenschillen
In elke schil past een specifiek aantal elektronen. In de schillen passen van binnen naar buiten steeds meer elektronen. 
K
2
L
8
M
18
schil
maximum aantal elektronen

Slide 5 - Tekstslide

De atoomkern
  • De atoomkern bestaat uit positief geladen protonen met daartussen ongeladen neutronen
  • Een proton heeft een positieve lading die even groot is maar tegengesteld aan de negatieve lading van een elektron.
  • Atomen zijn zelf ongeladen. Wat zal dit dan betekenen?
Uitzondering: de atoomkern van het waterstof
 atoom heeft slechts 1 proton

Slide 6 - Tekstslide

Massa's in atoom
  • Een neutron is ongeladen en heeft een massa die vrijwel gelijk is aan die van een proton.
  • De massa van een elektron is verwaarloosbaar klein met de massa van een proton of neutron


Massa van proton, neutron en elektron wordt uitgedrukt in de  atomaire massaeenheid, u
waarvoor geldt: 1,00u=1,66*10-27kg
Noteer 
& leer

Slide 7 - Tekstslide

Proton (p+)
neutron (n)
elektron (e-)
deeltje
plaats
lading
massa(u)
Maak de tabel compleet:
atoomkern
atoomkern
elektronenwolk
0
1-
1+
5,5*10-4 u
1,0u
1,0u

Slide 8 - Sleepvraag

Atoomnummer = aantal protonen
Het aantal protonen in een atoomkern wordt aangegeven met het atoomnummer: elk atoomsoort (element) heeft zijn eigen vaste atoomnummer. 

Atoomnummer van ijzer  Fe= 26, dus elk Fe atoom
heeft 26 protonen in zijn atoomkern.
Weet je het atoomnummer, dan weet je ook het aantal
elektronen in de elektronenwolk. Dat aantal is immers
 gelijk aan het aantal protonen. Dus een ijzeratoom bevat ook 
 26 elektronen.
Noteer 
& leer

Slide 9 - Tekstslide

Massagetal
Elk element (atoom) heeft ook een massagetal.
Dit massagetal bereken je zo:
Protonen + neutronen = massagetal.

  • Bereken van dit atoom het massagetal.
  • Welk element is dit? (tip, kijk achterin naar de muur :)

Slide 10 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen over atoomsoort "Natrium"
Symbool is 
Atoomnummer is
Aantal protonen en elektronen is
Aantal neutronen is 
Het massagetal is
 
Na
11
23
11
12

Slide 11 - Sleepvraag

Atoomnummer
Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.

  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen 
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 12 - Tekstslide

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen. 

Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen

Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.

Slide 13 - Tekstslide

Atoomnummer, massagetal en isotopen

Slide 14 - Tekstslide

Isotopen

Slide 15 - Tekstslide

Atoomnummer, massagetal en isotopen

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






Slide 18 - Tekstslide

Rekenen aan isotopen
  • Veel atoomsoorten met meerdere isotopen
  • De lijst met massa's geeft gemiddelde aan
  • Boor heeft 2 isotopen               
massa
%
10
19,9
11
80,1
Gemiddelde atoommassa

100(19,910+80,111)=10,8

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen aan isotopen
Bereken de gemiddelde atoommassa van Magnesium
2 decimalen
massa
24
25
26
%
79
10
11

Slide 20 - Tekstslide

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 21 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 22 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 23 - Quizvraag

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 25 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 26 - Quizvraag

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 27 - Quizvraag