In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
bekijk het plaatje goed!
Slide 1 - Tekstslide
De man kwam van rechts. hij wilde
A
linksaf
B
rechtsaf
Slide 2 - Quizvraag
Joris zag de man. hij gaf hem.....
A
wel voorrang
B
geen voorrang
Slide 3 - Quizvraag
Let op!
Alle bestuurders van rechts hebben voorrang.
Slide 4 - Tekstslide
Bekijk het plaatje goed!
Slide 5 - Tekstslide
Daar is een opgebroken weg. Het verkeer dat van de andere kant komt mag daar....
A
doorgaan
B
niet doorgaan
Slide 6 - Quizvraag
yvonne moet...
A
wachten
B
niet wachten
Slide 7 - Quizvraag
Dat wil ze, maar ze botst tegen de auto aan. De.....
A
bel van haar fiets is niet in orde.
B
rem van haar fiets was is niet in orde.
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Bekijk het plaatje goed.
Slide 10 - Tekstslide
Het licht van de bromfiets is..
A
goed gericht
B
niet goed gericht
Slide 11 - Quizvraag
Het licht van een fiets of bromfiets moet
A
recht vooruit gericht zijn.
B
schuin omlaag gericht zijn.
Slide 12 - Quizvraag
Welke kleur mag de verlichting op de voorkant van een brommer of fiets zijn?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Kijk goed! wie brengt zichzelf en het verkeer in gevaar?
A
de jongen
B
het meisje
Slide 15 - Quizvraag
Waarom brengt hij/zij zichzelf en het verkeer in gevaar?
Slide 16 - Open vraag
een fiets heeft...
A
geen remlicht
B
wel een remlicht
Slide 17 - Quizvraag
het licht van
A
de koplamp moet rood van kleur zijn.
B
het achterlicht moet rood van kleur zijn.
Slide 18 - Quizvraag
Als het achterlicht niet rood van kleur is, kan een automobilist denken dat een fietser hem...
A
voorbij rijdt.
B
tegemoet rijdt.
Slide 19 - Quizvraag
Wat kun je op de fiets beter niet doen? sleep deze stellingen naar het vak NIET
NIET
pakjes onder je arm hebben
Een tas op de bagagedrager hebben.
goed richting aangeven
een boodschappen tas aan het stuur hangen.
Slide 20 - Sleepvraag
Je rijdt op je fiets en je wilt stoppen. Wat doe je? ik kijk eerst achterom en dan...
A
stop ik.
B
ga ik krachtig remmen.
Slide 21 - Quizvraag
Je rijdt op je fiets en je wilt stoppen. waarom stop je niet onverwachts? omdat.....
A
ik dan kan vallen
B
dan kan de rem stuk gaan
C
er vlak achter me iemand kan rijden.
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Hoe hebben de jongens het verkeer in gevaar gebracht? wat had er kunnen gebeuren? (tip: denk ook aan de trekker)
Slide 24 - Open vraag
lees dit korte verhaaltje en maak de vragen.
Het sneeuwt hard.
er ligt al een dikke laag.
let dan heel goed op.
Slide 25 - Tekstslide
houd je stuur met
A
een hand goed vast.
B
beide handen goed vast
Slide 26 - Quizvraag
fiets
A
hard
B
langzaam
Slide 27 - Quizvraag
licht op je fiets moet
A
branden
B
niet branden.
Slide 28 - Quizvraag
Bekijk het plaatje goed.
Slide 29 - Tekstslide
Marieke komt bij het zebrapad. Ze laat Jos niet voor gaan. Doet Marieke het goed?
Slide 30 - Open vraag
Welke zin is goed?
voor dat je gaat inhalen....
A
rem je eerst af.
B
kijk je eerst achterom.
C
ga je eerst helemaal naar rechts.
Slide 31 - Quizvraag
bekijk het plaatje goed
Slide 32 - Tekstslide
Hamid en Sophie willen de wagen inhalen.
A
Hamid doet het goed.
B
Sophie doet het goed.
Slide 33 - Quizvraag
Waarom?
Slide 34 - Open vraag
als je gaat inhalen, moet je eerst
A
achterom kijken.
B
je hand uitsteken.
Slide 35 - Quizvraag
vlak voor een zebrapad inhalen of voorbij rijden is
A
verboden
B
toegestaan
Slide 36 - Quizvraag
als je ingehaald hebt ga je
A
vlug naar rechts
B
niet te vlug naar rechts
Slide 37 - Quizvraag
Bekijk het plaatje goed.
Slide 38 - Tekstslide
de jongen en de automobilist willen niet stoppen. wie zit er fout?
A
de automobilist
B
de jongen
Slide 39 - Quizvraag
Waarom zat de automobilist fout?
A
bestuurders van links gaan voor.
B
bestuurders van rechts gaan voor
Slide 40 - Quizvraag
er is een ongeluk gebeurd. Dit bericht stond in de krant.
Gisteren is de heer J.W. ernstig gewond geraakt. hij reed op de fiets de Kerkweg uit om de Breeweg over te steken. De automobilist P.K. gaf de heer J.W. geen voorrrang en reed hem aan.
Slide 41 - Tekstslide
er klopt iets niet in het bericht. bekijk het plaatje
Slide 42 - Tekstslide
Wat klopt er niet aan het krantenbericht.
Slide 43 - Open vraag
wat betekent dit bord?
Slide 44 - Open vraag
wat betekent dit bord?
Slide 45 - Open vraag
bekijk het plaatje goed.
Slide 46 - Tekstslide
Eva en Ilse gaan naar huis. Ze rijden op een voorrangsweg. ze willen...
A
linksaf
B
rechtsaf
Slide 47 - Quizvraag
Eva geeft...
A
wel richting aan
B
geen richting aan
Slide 48 - Quizvraag
Ik moet nog naar de bakker roept Eva opeens.
Ga je mee?
Dan rijdt ze rechtdoor.
Slide 49 - Tekstslide
De automobilist heeft dit
A
verwacht
B
niet verwacht
Slide 50 - Quizvraag
Wie hebben er nu voorrang?
A
de auto
B
Eva en Ilse
Slide 51 - Quizvraag
De bestuurder van de auto zal niet erg blij zijn met deze actie.
Denk vooraf goed na waar je heen moet, en maak geen overhaaste beslissingen op het laatste moment.