Formuleren H4 incongruentie en onjuiste inversie

timer
10:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is er fout aan de volgende zin?
Een aantal leerlingen komen altijd te laat.

Slide 3 - Open vraag

Wat is er fout aan de volgende zin?
30 procent van de mensen zijn vaker dan eenmaal per jaar ziek.

Slide 4 - Open vraag

Lesdoel
Ik kan / weet:
  • incongruentie en onjuiste inversie herkennen en verbeteren.

Slide 5 - Tekstslide

incongruentie

Slide 6 - Tekstslide

Een persoonsvorm en onderwerp moeten gelijk in getal zijn. (= congruentie)

De groep jongeren heeft de leiding tijdens de excursie.

De media hebben veel aandacht voor de wedstrijd van zondag.

De politieagenten hebben gisteravond de overvallers vrij snel kunnen arresteren, omdat ze een doodlopende straat had genomen.

Slide 7 - Tekstslide

Incongruentie kan op 3 manieren ontstaan
Incongruentie kan op 3 manieren ontstaan.

Slide 8 - Tekstslide

1 De kern van het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud:
FOUT: Uit onderzoek blijkt dat het gros (=kern van het onderwerp) van de burgers (meervoud) niet uit de Europese Unie willen. (meervoud)

Het gros wil

Slide 9 - Tekstslide

2 De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp:

FOUT: In het rapport schrijft Amnesty dat de Chinese overheid (=kern van het onderwerp) met haar corrupte politieambtenaren nog veel politieke tegenstanders onder erbarmelijke omstandigheden in gevangenissen vasthouden (pv= meervoud)

De overheid.....vasthoudt
 

Slide 10 - Tekstslide

3 Een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien:

FOUT: Toen de bus in de modderstroom was gestrand, werden (= meervoud) alle inzittenden (=meewerkend voorwerp) verzocht het voertuig te verlaten(=onderwerp= enkelvoud)

Toen de bus in de modderstroom was gestrand, werd (= enkelvoud) alle inzittenden (=meewerkend voorwerp) verzocht het voertuig te verlaten(=onderwerp= enkelvoud)

Slide 11 - Tekstslide

Wat valt op?
  • Die hockeyer zal niet in het Nederlandse elftal spelen.
  • Zal die hockeyer niet in het Nederlandse elftal spelen?
  • In het Nederlandse elftal zal die hockeyer niet spelen.

Tip: kijk naar de plaatsing van de zinsdelen

Slide 12 - Tekstslide

inversie
Wat valt op?
Die hockeyer zal niet in het Nederlands elftal spelen.
Zal die hockeyer niet in het Nederlands elftal spelen?
In het Nederlands elftal zal die hockeyer niet spelen.

Tip: kijk naar de plaatsing van de zinsdelen
Zin 1: onderwerp voor de persoonsvorm
Zin 2 en 3: onderwerp na de persoonsvorm = inversie

Slide 13 - Tekstslide

Foutieve inversie
Inversie betekent dus dat de persoonsvorm en het onderwerp gewisseld worden. Dat mag alleen in de volgende gevallen:

- als de hoofdzin een vraagzin is ("Fiets ik naar school?")
- als de hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp ("Morgen fiets ik naar school")
- als een samengestelde zin begint met een bijzin ("Terwijl ik bel, fiets ik naar school")

Slide 14 - Tekstslide

Foutieve inversie
Wat is dan foutieve inversie?
Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen. 
Het regende de hele middag en dus hebben we niets kunnen doen. 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht  
H4 formuleren blz. 129
maken opdracht 1

Als je klaar bent, ga je verder met opdracht 2 en 3. (dit is ook het huiswerk van deze week) 

We bespreken deze samen na 7 minuten.
timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Incongruentie:
De juistheid van de cijfers werden in twijfel getrokken door de accountant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin is sprake incongruentie?
A
De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
B
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
C
Na het sporten kwam Jette achter de ontdekking dat haar fiets gestolen was.
D
Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.

Slide 18 - Quizvraag

De finale van Wie is de mol ga ik zeker kijken.
A
Geen inversie
B
Inversie
C
Onjuiste inversie

Slide 19 - Quizvraag

Deze leerling is aanwezig en volgt hij vandaag de les online.
De zin is:
A
correct, met inversie
B
correct, maar zonder inversie
C
niet correct, met onjuiste inversie

Slide 20 - Quizvraag

Ik kan nu incongruentie en onjuist inversie herkennen en verbeteren.
A
Ja, dat lukt me prima.
B
Ik vind het nog wel lastig, dus ik moet nog meer oefenen.
C
Nee, ik snap het echt nog niet.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk week 17
H4 formuleren
blz. 128-129
maken opdracht 2 en 3


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video