grammatica zn, lw en bn par. 2 en 4

Programma
Voorstellen!
1) Grammatica woordsoorten
2)  Theorie zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw) en bijvoeglijk naamwoord (bn)
3) Oefeningen
4) Opdrachten/huiswerk


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
Voorstellen!
1) Grammatica woordsoorten
2)  Theorie zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw) en bijvoeglijk naamwoord (bn)
3) Oefeningen
4) Opdrachten/huiswerk


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord en het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten

  • Wat is het verschil tussen redekundig en taalkundig ontleden?
  • Welke woordsoorten ken je?
  • Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Joris, Ajax, Rijn, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 4 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Concrete zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor iets wat tastbaar is/ wat je kunt aanraken, bijvoorbeeld fiets, huis, trouwring, rivier, berg.
Abstracte zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor iets wat je niet kunt aanraken/ voor begrippen als ruzie, maand, tijd en onrust.

Slide 5 - Tekstslide

Het lidwoord 
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw): (de jongen: je weet om wie het gaat!)
een is een onbepaald lidwoord (olw): een jongen (welke jongen???)

Let op: 
  • als je 'een' uitspreekt als 1, dan is het geen lidwoord 
  •  als 'het' niet bij een zelfstandig naamwoord hoort, dan is het geen lidwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
(czn, azn, zn-e, olw, blw of x)
  • 1 Een van jullie heeft de taart opgegeten.
  • 2 Tijdens een van zijn reizen kocht Marc een prachtig schilderij.
  • 3 Ik wist niet dat het deze nacht zou gaan stormen.
  • 4 Het is een goed plan om het geluk te vieren.
  • 5 Het mooiste verhaal over elfen zal mevrouw Landa nog een keer vertellen.

Slide 7 - Tekstslide

Dit is een ... eend.

Slide 8 - Woordweb

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord en het kan ervoor of erachter staan. (De rode auto/ de auto is rood).
  • Het bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte (mooi) en lange (mooie) vorm en kent (meestal) de trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist).
  • Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar 1 vorm en eindigt vaak op '-en'. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord! (de gouden ring)
  • Het bijvoeglijk naamwoord kan gemaakt zijn van een werkwoord (een verloren wedstrijd, een lachend kind)

Slide 9 - Tekstslide


De HOUTEN kast
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 10 - Quizvraag


HET is mooi weer.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 11 - Quizvraag


Het is MOOI weer.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 12 - Quizvraag


Het is mooi WEER.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 13 - Quizvraag


HET kleine meisje is gelukkig.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 14 - Quizvraag


Het kleine meisje is GELUKKIG.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 15 - Quizvraag


De GEBRADEN kip.
A
zelfstandig naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
D
iets anders

Slide 16 - Quizvraag

Opdrachten (volgende week maandag af!)
Maak online opdracht 1 t/m 4 van paragraaf 2 van Cursus 5 Grammatica over het zelfstandig naamwoord en het lidwoord +
maak online opdracht 1 t/m 6 van paragraaf 4 van cursus 5 over het bijvoeglijk naamwoord +
Noteer voor volgende week eventuele vragen die je over de theorie of opdrachten hebt.

Slide 17 - Tekstslide