Hoofdstuk 14: Meetkunde toepassen

Meetkunde toepassen
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Meetkunde toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat dit hoofdstuk over?
Zwaartepunten, middelloodlijnen en bissectrices

Raaklijnen en snijpunten met cirkels

Parametervoorstellingen en bewegingsvergelijkingen

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je het zwaartepunt vindt van een verzameling punten

Slide 3 - Tekstslide

Klein beetje natuurkunde
Aan deze balk zitten 2 even grote (en zware) bollen. Waar zit het zwaartepunt van deze lijn?

Slide 4 - Tekstslide

En bij deze situatie?

Slide 5 - Tekstslide

Terug naar wiskunde
In de figuur hiernaast geldt dat 
4*AZ = 3*BZ dus 

a) Toon aan dat geldt dat 

b) Licht toe dat                                  en herleid tot 

AZ=73AB
BZ=34AZ
z=a+73(ba)
z=71(4a+3b)

Slide 6 - Tekstslide

Algemeen

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
De figuur hiernaast is homogeen 
(met gelijk verdeelde massa). Teken
de plaats van het zwaartepunt. 

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Hoofdstuk 14, paragraaf 1

Opdracht 4, 8, 9, (10)

10 maak je alleen als je er tijdens de les tijd voor hebt, het wordt geen huiswerk. 

Slide 9 - Tekstslide

Werken met middelloodlijnen en bissectrices

Slide 10 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je formules voor bissectrices en middelloodlijnen opstelt en gebruikt

Slide 11 - Tekstslide

Voorkennis
Middelloodlijn: de verzameling punten met gelijke afstand tot 2 punten. 

Bissectrice: de verzameling punten met gelijke afstand tot 2 lijnen. 


Afstand                          en de lijn ax + by = c is


P(xp,yp)
a2+b2axp+bypc

Slide 12 - Tekstslide

Hoe pas je dit toe?
Gegeven is driehoek ABC met 
k de bissectrice van hoek C en
l de middelloodlijn van AC. 

l en k snijden elkaar in S. Bereken
de coördinaten van S. 

Slide 13 - Tekstslide

Optie 2
ABC punten van een ruit.
Omdat in een ruit geldt dat de zijden even
lang zijn, zijn de diagonalen ook bissectrices,
dus geldt dat 

Hoe kun je deze eigenschap gebruiken bij
een vierhoek die gevormt wordt door
                      en                         ?
rp=AB+AC
LM=13
LK=5

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
14, 16, 17, 18

15 is prima extra oefening

20 als extra uitdaging

Slide 15 - Tekstslide

Raaklijnproblemen bij cirkels

Slide 16 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je verschillende raaklijnproblemen met cirkels oplost

Slide 17 - Tekstslide

Voorkennis
Vergelijking van een cirkel: 

Raaklijn aan een cirkel: staat loodrecht op de straal


Afstand                          en de lijn ax + by = c is


P(xp,yp)
a2+b2axp+bypc
(xxM)2+(yyM)2=r2

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Gegeven zijn de cirkels



De lijnen        en         zijn gemeenschappelijke 
raaklijnen van        en        . Stel van beide lijnen
een formule op.

c1(x3)2+(y1)2=5
c2(x6)2+y2=20
k1
k2
c1
c2

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
24, 26, 28

27 is prima extra oefening

29 als extra uitdaging

Slide 20 - Tekstslide

Rakende cirkels

Slide 21 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je rekent aan situaties met rakende cirkels

Slide 22 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Gegeven zijn de cirkels c, d en e. 

De straal van c is 10, en de straal van d is 2,5. 
c en d raken elkaar en raken allebei de y-as en
c raakt de x-as.

Het middelpunt van e ligt op de x-as en
raakt cirkels c en d. Stel een formule op van
de formule voor e. 


Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag

32, 33, 34, 35

Let op, bij 35b fout in de uitwerkingen: -4r - 8 moet zijn -4r + 8

Slide 24 - Tekstslide

Ligging van een lijn t.o.v. een cirkel

Slide 25 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je bepaalt op een lijn een cirkel raakt of snijdt

Slide 26 - Tekstslide

3 situaties, 2 oplossingen





Er zijn 2 manieren om te bepalen met welke situatie je te maken hebt. Kunt je er 1 (of 2) bedenken?

Slide 27 - Tekstslide

Optie 1: met de discriminant
Gegeven is de lijn                                   en de cirkel 

2x - y = 3 geeft y = 2x - 3. Invullen in de formule van c geeft:




D > 0 dus er zijn 2 snijpunten

k:2xy=3
c:x2+y24x+2y20=0
x2+(2x3)24x+2(2x3)20=0
5x212x17=0
D=484

Slide 28 - Tekstslide

Optie 2: met de afstandsformule
                                                                    geeft 

Middelpunt (2, -1) en straal 5



d(M, k) < de straal dus er zijn 2 snijpunten
c:x2+y24x+2y20=0
c:(x2)2+(y+1)2=25
d(M,k)=22+(1)222113=52=525

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
40, 42, 43

Opdracht 39 voor extra oefening
Opdracht 44 als extra uitdaging

Slide 30 - Tekstslide

Snijdende cirkels

Slide 31 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Hoe je de snijpunten vindt van 2 elkaar snijdende cirkels

Slide 32 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Gegeven zijn de cirkels 
en 

De cirkels snijden elkaar in 2 punten.
Wat zijn de coördinaten van deze
2 punten?
x2+y2=10
x2+y28x4y+10=0

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag

46, 47, 48, 49

Slide 34 - Tekstslide

Parametervoorstelling van een cirkel

Slide 35 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?
Hoe je van een cirkelvergelijking een parametervoorstelling maakt (en waarom je dat zou willen)

Slide 36 - Tekstslide

Wat weet je al
De parametervoorstelling van een cirkel wordt gegeven door



Daarnaast: 
{x(t)=cos(t)y(t)=sin(t)
(sin(t))2+(cos(t))2=1

Slide 37 - Tekstslide

Gebruiken
Gegeven is de parametervoorstelling 
Dat geeft:



x=2+3cos(t)y=4+3sin(t)
x2=3cos(t)y4=3sin(t)
(x2)2+(y4)2=(3cos(t))2+(3sin(t))2
(x2)2+(y4)2=9(cos(t))2+9(sin(t))2
(x2)2+(y4)2=9((cos(t))2+(sin(t))2)
(x2)2+(y4)2=9((cos(t))2+(sin(t))2)
(x2)2+(y4)2=9

Slide 38 - Tekstslide

In het algemeen
Van een cirkel met vergelijking 


is


de parametervoorstelling
(xxM)2+(yyM)2=r2
x=xM+rcos(t)y=yM+rsin(t)

Slide 39 - Tekstslide

Waarom (wanneer) wil je dit?

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag
54, 55, 56

Opdracht 52 & 53 om de vaardigheid te oefenen (laat dan 56 achterwege)

Slide 41 - Tekstslide

Plaats, snelheid en versnelling

Slide 42 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren?

Ophalen van plaatsvector, snelheidsvector en versnellingsvector

Slide 43 - Tekstslide

Parameterkrommen


Plaatsvector:                                          Snelheidsvector: 

De baansnelheid is de lengte van de snelheidsvector

De baanversnelling is de afgeleide van de baansnelheid

Hoek tussen vectoren:
r(t)=(x(t)y(t))
v(t)=(x(t)y(t))
cos(ϕ)=abab

Slide 44 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Gegeven is de parametervoorstelling 

Bereken de coördinaten van de punten waarop de raaklijn horizontaal is. 
{x(t)=cos(2t)+sin(t)y(t)=sin(2t)

Slide 45 - Tekstslide

Bonusvraag
Gegeven is dat 

Toon aan dat 
sin(t)=41
cos(t)=4115

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag

61, 62, 63, 64

Slide 47 - Tekstslide