zinnen maken M1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Wie doet wat waar wanneer?

       Onderwerp     werkwoord         lijdend vw             plaats                    tijd

Voorbeeld

Keith used to watch television in his room at bedtime.

Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Stappenplan:

1. onderwerp                     WIE

2. werkwoord(en)               DOET

3. lijdend voorwerp            WAT

4. plaats                            WAAR

5. tijd                                WANNEER

TIP!

Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.

I have eaten a lot of fries yesterday.

  Theme words

Maak een zin met het woord dat zojuist is gedraaid.
→ minimaal 5 woorden
→ het moet duidelijk zijn dat je weet wat het betekent

  A watching

Maak een zin met het woord dat zojuist is gedraaid.
→ minimaal 5 woorden
→ het moet duidelijk zijn dat je weet wat het betekent

  C reading

Maak een zin met het woord dat zojuist is gedraaid.
→ minimaal 5 woorden
→ het moet duidelijk zijn dat je weet wat het betekent

  F listening reading

Maak een zin met het woord dat zojuist is gedraaid.
→ minimaal 5 woorden
→ het moet duidelijk zijn dat je weet wat het betekent

  G reading reading