HA Spelling ww H2-H6 (mm1)

Lesdoelen
  1. Aan het eind van de les weet ik hoe ik de pv in de tegenwoordige tijd (tt) schrijf;
  2. Aan het eind van de les weet ik hoe ik de pv in de verleden tijd (vt) schrijf;
  3. Aan het eind van de les weet ik hoe ik het voltooid deelwoord (vd) schrijf.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  1. Aan het eind van de les weet ik hoe ik de pv in de tegenwoordige tijd (tt) schrijf;
  2. Aan het eind van de les weet ik hoe ik de pv in de verleden tijd (vt) schrijf;
  3. Aan het eind van de les weet ik hoe ik het voltooid deelwoord (vd) schrijf.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord vertelt iets over wat iemand doet of wat er gebeurt (of wat er juist niet gebeurt = toestand) in de zin.
Ook geeft een werkwoord aan in welke tijd de zin staat: de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd.
Bij twijfel: kijk of je het woord kunt vervoegen
(ik.., jij..., hij... etc.)

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld pv vinden in een zin
De tuinman werkt in de tuin.
(vragend)
Werkt de tuinman in de tuin?
(andere tijd)
De tuinman werkte in de tuin.

De tuinman werkt in de tuin.

Slide 3 - Tekstslide

De stam van het werkwoord
Voor de spelling van de persoonsvorm (pv) heb je de stam / ik-vorm van het werkwoord (ww) nodig.


Tip: Schrijf altijd eerst de ik-vorm van het ww op als het ww in de zin de pv is!

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van de stam
De stam is het hele werkwoord -en
Bijvoorbeeld:
(hele werkwoord - stam - ik-vorm)
lopen - lop - ik loop
laden - lad - ik laad
werken - werk - ik werk

Slide 5 - Tekstslide

persoonsvorm tegenwoordige tijd (-d/-dt en -t)
De spellingsregel voor de tegenwoordige tijd is:

ik                               -->    ik-vorm
jij                               -->    ik-vorm +t (maar vragend is ik-vorm)
hij (zij, u, het)       -->    ik-vorm +t
wij, jullie, zij          -->    hele werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld persoonsvorm tegenwoordige tijd
lopen - loop

ik loop
jij loopt (loop jij?)
hij (zij, u, het) loopt
wij, jullie, zij lopen

Slide 7 - Tekstslide

persoonsvorm tegenwoordige tijd (-d/-dt en -t)
Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op een -d
hoor je de extra -t niet! (want je hoort al de -d die aan het eind van een woord klinkt als een 't' - vergelijk uitspraak 'hond').
Bij twijfel vervang je het werkwoord door het werkwoord 'smurfen' of 'werken' of een ander werkwoord waarvan de ik-vorm niet eindigt op een -d zodat je die 't' wel of niet hoort!

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld pv tt waarvan de ik-vorm eindigt op -d
vinden (hele ww - vergelijk met werken)
ik vind (ik werk)
jij vindt (vind jij?) (jij werkt / werk jij?)
hij vindt (hij werkt)
wij vinden (wij werken)
jullie vinden (jullie werken)
zij vinden (zij werken)

Slide 9 - Tekstslide

onregelmatige ww tt ("sterk")
hebben (ik heb, jij hebt, hij heeft, wij/jullie/zij hebben)
zijn (ik ben, jij bent, hij is, wij/jullie/zij zijn)
kunnen (ik kan, jij kunt, hij kan, wij/jullie zij kunnen)
willen (ik wil, jij wilt, hij wil, wij/jullie/zij willen)
mogen (ik mag, jij mag, hij mag, wij/jullie/zij mogen)
zullen (ik zal, jij zult, hij zal, wij/jullie/zij zullen)

Slide 10 - Tekstslide

persoonsvorm (pv) verleden tijd (vt)
Er zijn 2 groepen werkwoorden:
1. regelmatige ww = "zwakke" ww (de klank van het werkwoord verandert niet veel: ik werk (tt) - ik werkte (vt)
2. onregelmatige ww = "sterke" ww (de klank van het werkwoord verandert in de vt: ik loop (tt) - ik liep (vt)

Slide 11 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd (zwakke ww)
De spellingsregel voor de verleden tijd van een zwak ww:

ik, jij, hij, zij, u, het      -->    ik-vorm + te of + de
wij, jullie, zij                  -->    ik-vorm + ten of + den

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld pv vt (zwakke ww)
werken - werk (stam tt)                    lusten - lust (stam tt)  
ik, jij, hij, zij, u, het     werkte            lustte
wij, jullie, zij                 werkten         lustten
spelen - speel  (stam tt)                   raden - raad (stam tt)                
ik, jij, hij, zij, u, het     speelde         raadde
wij, jullie, zij                 speelden      raadden

Slide 13 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd (sterk ww)
Bij sterke ww verandert de klank in de verleden tijd.
Als je in het enkelvoud niet hoort/weet of het eindigt op een 'd' of een 't', maak het woord dan langer (verlengproef).
Bijvoorbeeld:
vinden - vond (want wij vonden)
worden - werd (want wij werden)
vechten - vocht (want wij vochten)

Slide 14 - Tekstslide

voltooid deelwoord
Er zijn ook naast de persoonsvorm vaak andere werkwoorden in de zin, bijvoorbeeld het hele werkwoord of het voltooid deelwoord (vd).
Als een vd in het gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.
Bijvoorbeeld:
wij hebben gewerkt, jij bent vertrokken, het wordt hersteld

Slide 15 - Tekstslide

spelling van het vd
Bij zwakke ww eindigt het vd op een -d of een -t:
fietsen - fiets - fietste - gefietst
verscheuren - verscheur - verscheurde - verscheurd
Als je niet weet of het vd eindigt op een 'd' of 't' dan maak je het woord in gedachten langer (verlengproef):
gefietst - gefietste
verscheurd - verscheurde

Slide 16 - Tekstslide

spelling van het vd
Bij sterke ww eindigt het vd vaak op -en:
lopen - loop - liep - gelopen
zwijgen - zwijg - zweeg - gezwegen

Slide 17 - Tekstslide