Hoofdstuk 3

Van 2 klinkers naar 1 klinker. 
klinkerverenkeling
Dit hoofdstuk gaat over klinkerverenkeling. 
je leert wanneer je een lange klank (zoals in straat) met 1 enkele klinker schrijft. 
zoals in straten. dat noem je klinkerverenkeling
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Van 2 klinkers naar 1 klinker. 
klinkerverenkeling
Dit hoofdstuk gaat over klinkerverenkeling. 
je leert wanneer je een lange klank (zoals in straat) met 1 enkele klinker schrijft. 
zoals in straten. dat noem je klinkerverenkeling

Slide 1 - Tekstslide

verdeel de volgende woorden in lettergrepen. 
schrijf dit zo op:
vra-gen

Slide 2 - Tekstslide

kragen

Slide 3 - Open vraag

weten

Slide 4 - Open vraag

boten

Slide 5 - Open vraag

vuren

Slide 6 - Open vraag

beren

Slide 7 - Open vraag

boren

Slide 8 - Open vraag

buren

Slide 9 - Open vraag

haten

Slide 10 - Open vraag

leren

Slide 11 - Open vraag

sturen

Slide 12 - Open vraag

Wanneer wordt de dubbele klinker een enkele klinker
Kijk naar de volgende woorden:
1 straat - 2 straten 
ik leer - wij leren 

straat schrijf je met dubbele aa
Je hoort een lange klank /aa/ in het midden van het woord. 
Die lange klank:
- staat NIET aan het einde van het woord 
- staat NIET aan het einde van een lettergreep. 
daarom schrijf je straat met dubbele aa. 

straten schrijf je met 1 a. Waarom?
Het woord heeft 2 lettergrepen: stra-ten. 
De lange klank in stra-ten staat WEL aan het einde van een lettergreep

Slide 13 - Tekstslide

let op! 
de regel is:
een lange klank schrijf je met 1 letter (klinker):
- als de lange klank aan het einde van een lettergreep staat. 
- als de lange klank aan het einde van een woord staat. 

Straten schrijf je daarom met 1a. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

nu gaan we oefenen
zet het meervoud van de woorden in de zin. 
bijvoorbeeld:
(vraag)  Dat waren makkelijke ______ 
dat waren makkelijke vragen. 

Slide 16 - Tekstslide

(ik woon)

wij _______ in de Langestraat.

Slide 17 - Open vraag

(ik loop)

Er ____ konijnen in de tuin.

Slide 18 - Open vraag

(ik raap)

Wij ____ de blikjes op.

Slide 19 - Open vraag

(ik eet)

hoe laat gaan jullie _____?

Slide 20 - Open vraag

(ik huur)

zullen we een huisje ____?

Slide 21 - Open vraag

(ik weet)

Dat _____ we gewoon niet.

Slide 22 - Open vraag

maak de zinnen af. 
kies telkens een woord met 1 klinker die je lang uitspreekt. 
want hij staat aan het einde van de lettergreep. 

Slide 23 - Tekstslide

in een restaurant kun je _____ en drinken.

Slide 24 - Open vraag

Wielrenners hebben gespierde ______.

Slide 25 - Open vraag

De kapper veegde de _____ bij elkaar.

Slide 26 - Open vraag

ik ga een ijsje k____ bij de ijskraam.

Slide 27 - Open vraag

ik kwam vandaag je broertje _____.

Slide 28 - Open vraag

even herhalen.  
de regel is:
een lange klank schrijf je met 1 letter (klinker):
- als de lange klank aan het einde van een lettergreep staat. 
- als de lange klank aan het einde van een woord staat. 

Straten schrijf je daarom met 1a. 

Slide 29 - Tekstslide

Maak de oefeningen in de volgende link!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Goed gewerkt!

Slide 32 - Tekstslide