week 37 lezen onderwerp hoofdgedachte

                 
         

                     Meer dan lezen

                      Inleiding, slot en hoofdgedachte


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                 
         

                     Meer dan lezen

                      Inleiding, slot en hoofdgedachte


Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over het
onderwerp van de tekst?

Slide 2 - Woordweb

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over.
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?
  • Het onderwerp schrijf je zo kort en precies mogelijk op. 
  • Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden (geen hele zin met werkwoorden)

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over
deelonderwerpen?

Slide 4 - Woordweb

Een tekst kan je verdelen in: - Inleiding
                                                      - Middenstuk
                                                      - Slot

In het middenstuk worden aspecten (delen, kanten) van het onderwerp besproken. Dit noemen we deelonderwerpen.
Deelonderwerp bestaat soms uit één, soms uit meerdere alinea's.  Bij meerdere alinea's maken ze ook wel gebruik van tussenkopjes.

Slide 5 - Tekstslide

                    Hoe vind je deelonderwerpen?
- Ga na welke alinea's over hetzelfde aspect gaat
  Dit doe je door globaal te lezen: lees eerste en laatste
  zinnen van alle alinea's.

- Als je iets wilt opzoeken, lees je zoekend: Tussenkopjes
  lezen, let op opvallende tekens, gedrukte woorden etc.

Bij oriënterend lezen lees je ook de eerste alinea. Dit doe je niet bij zoekend lezen.

Slide 6 - Tekstslide


leerdoel: Ik weet dat een tekst bestaat uit
                 Inleiding, middenstuk en slot.

                Ik weet wat de hoofdgedachte van een tekst is
                en ik kan hem op de juiste manier opschrijven.
       
                Ik weet het verschil tussen hoofdgedachte en
                onderwerp van een tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet jij over de inleiding
van een tekst?

Slide 8 - Woordweb


     Inleiding van een tekst:

- wordt het onderwerp geïntroduceerd.
- introduceren doen ze d.m.v. een anekdote (kort
   grappig verhaaltje) of de situatie schetsen.
- de lezer wordt in de inleiding nieuwsgierig gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Wat lees je in de
slotalinea van een tekst?

Slide 10 - Woordweb

                                Slotalinea lees je:

- een conclusie of korte samenvatting
- wordt naar de toekomst gekeken.
- komt weer terug op de inleiding, zo krijg je een mooi
  rond verhaal
- geeft antwoord op de vraag die in de inleiding stond


Slide 11 - Tekstslide

Hoofdgedachte van een tekst vinden we altijd moeilijk te benoemen.

1. Zoek altijd eerst naar het onderwerp van de tekst.
2. Benoem in 1 zin wat in de tekst gezegd wordt over
    het onderwerp.
3. Hoofdgedachte vind je in de inleiding of in het slot.
4. Soms moet je de hoofdgedachte zelf formuleren.
De zin geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het ow wordt gezegd?

Slide 12 - Tekstslide

Even testen...
De hoofdgedachte mag maar één zin zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Even testen...
In de hoofdgedachte mag je een vraag stellen.

A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Even testen...
Welke manier is GEEN manier om een tekst in te leiden?

A
kort of grappig verhaaltje
B
onderwerp aankondigen
C
vragen stellen
D
samenvatting

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je het eerste deel van een tekst?
A
Kern
B
Middenstuk
C
Slot
D
Inleiding

Slide 16 - Quizvraag

Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding?
A
met een anekdote
B
met een voorbeeld
C
met veel informatie
D
met een bijzondere situatie

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 18 - Quizvraag

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
dat je naar de toekomst kijkt

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 21 - Quizvraag

Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte?
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot

Slide 22 - Quizvraag