Herhaling NOVA hoofdstuk 3 - Water

NOVA - Hoofdstuk 3: Water
1. IJs, water en waterdamp
2. Temperatuur meten
3. Veranderen van fase
4. Kookpunt en smeltpunt
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeNatuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NOVA - Hoofdstuk 3: Water
1. IJs, water en waterdamp
2. Temperatuur meten
3. Veranderen van fase
4. Kookpunt en smeltpunt

Slide 1 - Tekstslide

1. IJs, water en waterdamp

Slide 2 - Tekstslide

Zuiver water kom je niet veel tegen in de natuur. Welk soort water is het zuiverst?
A
Het water in de zee
B
Het water in een sloot
C
Het water in een rivier
D
Regenwater

Slide 3 - Quizvraag

Bij het weerbericht hoor je wel eens: Het wordt morgen 15 graden Celcius. Waar gaat het dan over?
A
Over de temperatuur
B
Over de windsnelheid
C
Over de luchtdruk

Slide 4 - Quizvraag

Je haalt een ijsblokje uit de vriezer en legt het op tafel.
Wat gebeurt er met het ijsblokje?
A
Het ijsblokje gaat koken
B
Het ijsblokje smelt
C
Het ijsblokje stolt
D
Het ijsblokje verdampt

Slide 5 - Quizvraag

Fasen van een stof
Water komt in de natuur voor:
• als vaste stof: ijs
• als vloeistof: (vloeibaar) water
• als gas: waterdamp

De drie toestanden waarin je water (en andere stoffen) kunt tegenkomen, noem je fasen.

Slide 6 - Tekstslide

VAST
VLOEIBAAR
GAS

Slide 7 - Sleepvraag

Kristalstructuur
     zeshoekig

Slide 8 - Tekstslide

Soorten neerslag
          Dauw                         Rijp                           IJzel
Regen                       Hagel                       Sneeuw

Slide 9 - Tekstslide

Dauw
Rijp
Regen
Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
IJsklontje
Zeewater

Sneeuw

Slide 10 - Sleepvraag

Als water kookt, dan
komt water in de ...
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 11 - Quizvraag

IJs heeft een kleinere dichtheid dan vloeibaar water, en is dus lichter. Daarom drijft ijs op water.

Slide 12 - Tekstslide

2. Temperatuur meten

Slide 13 - Tekstslide

wat is de meest gebruikte temperatuur schaal in Nederland?
A
Fahrenheit
B
Kelvin
C
Celsius

Slide 14 - Quizvraag

Celsius
nulpunt = vriespunt
honderdpunt 
= kookpunt

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet onderdeel 2 ?
A
reservoir
B
schaalverdeling
C
cilinder
D
stijgbuis

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 3?
A
reservoir
B
schaalverdeling
C
cilinder
D
stijgbuis

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 1?
A
reservoir
B
schaalverdeling
C
cilinder
D
stijgbuis

Slide 18 - Quizvraag

Vloeistof thermometer

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de temperatuur
van smeltend ijs?
A
-1°C
B
0°C
C
100°C
D
-10°C

Slide 20 - Quizvraag

Als het water kookt en je
doorgaat met verwarmen dan...
A
wordt het water warmer dan 100°C
B
gaat de temperatuur weer omlaag
C
blijft de temperatuur van het water 100°C

Slide 21 - Quizvraag

3. Veranderen van fase

Slide 22 - Tekstslide

fase-
overgangen

Slide 23 - Tekstslide

Hoe heet de fase-overgang
van een vaste stof
naar een vloeistof?
A
vervluchtigen
B
rijpen
C
stollen
D
smelten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is rijpen?
A
vaste stof wordt gas
B
gas wordt vaste stof
C
gas wordt vloeistof
D
vloeistof wordt gas

Slide 25 - Quizvraag

Wat is allemaal neerslag
A
regen, sneeuw en zon
B
wolken, zon, regen
C
dauw, ijzel, rijp, regen
D
hagel en wolken

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer verdampt water?
A
Bij elke temperatuur
B
Alleen als de zon schijnt
C
Alleen als het kookt
D
Boven de 50°C

Slide 27 - Quizvraag

Als je in de mist fietst
wordt je haar nat.
Welke toestand is mist?
A
vaste stof
B
vloeistof
C
gas

Slide 28 - Quizvraag

4. Kookpunt en smeltpunt

Slide 29 - Tekstslide

werken met de tabel
lager dan smeltpunt = vast
tussen smeltpunt en kookpunt = vloeibaar
hoger dan kookpunt  = gas

Slide 30 - Tekstslide

Wat is het kookpunt
van aceton?
A
-95 °C
B
56 °C

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het smeltpunt
van aluminium?
A
660 °C
B
2467 °C

Slide 32 - Quizvraag

In welke toestand is
aluminium bij 500 °C ?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 33 - Quizvraag

In welke toestand is
alcohol bij 100 °C ?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 34 - Quizvraag

grafiek water koken

Slide 35 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de temperatuur van water wanneer je het laat doorkoken?
A
die wordt steeds hoger
B
die blijft 100 °C
C
die gaat terug dalen

Slide 36 - Quizvraag

Wat doet strooizout?
A
zout verlaagt het vriesput van water
B
zout verhoogt het vriespunt van water
C
zout doet niets

Slide 37 - Quizvraag