Paragraaf 2.2

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 vormen van geld zijn er?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat directe ruil en indirecte ruil is.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Appie heeft op 1 januari €432 op zijn bankrekening. Komende maand krijgt hij het volgende erbij: €233, €241 en €543. Hij heeft de volgende uitgaven: €566, €356, €30, €954.
Bereken voor Appie wat zijn saldo is op 31 januari.

Slide 8 - Open vraag

Antwoord: -457

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zou je sparen?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het antwoord op de vorige vraag?
A
€60
B
€3.060
C
€2940
D
€120

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 spaarmotieven zijn er?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan gaat naar een groentewinkel toe en koopt een appel. Van welke geldfunctie is hier sprake?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies