8.3 Kwantitatief onderzoek

8.3 Kwantitatief onderzoek
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.3 Kwantitatief onderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Vragen over huiswerk?
  • Demo 1 en 3, 4 en 6  
  • Kwantitatieve bepaling
  • Huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les 

  • Weten wat kwantitatieve bepalingen zijn. 
  • Weten hoe een titratie wordt uitgevoerd. 
  • Aan een titratie kunnen rekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen kwalitatieve en kwantitatieve bepaling?

Slide 4 - Tekstslide

Kwantitatief of kwalitatief?
In onderzoek kan gebruik gemaakt worden van analysetechnieken. Het doel kan verschillend zijn:

1. Kwantitatieve analyse > nauwkeurig bepalen van een hoeveelheid stof (hoeveel stof is aanwezig? titraties)
2. Kwalitatieve analyse > identificeren van een stof (welke stof is dit? 8.2)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een titratie?
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuur-base reacties 
      en redoxreacties.
A
B
C

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt een titratie?
Doel: bepalen van de onbekende concentratie
             van een oplossing 

  • Erlenmeyer (A) met oplossing met onbekende 
     
    concentratie.
  • Buret (B) bevat de oplossing met bekende 
     
    concentratie.
  • Met kraantje (C) kun je heel nauwkeurig vloeistof    
      toevoegen.
A
B
C

Slide 7 - Tekstslide

Ontzuren
Als je een basische stof aan een zure stof toevoegd, noem je dat ontzuren. Je brengt de pH van een lage waarde hogerop door er een stof met een hogere pH aan toe te voegen. 


Slide 8 - Tekstslide

Neutraliseren
Een zure oplossing kun je neutraal maken door er een basische stof aan toe te voegen tot de pH 7 wordt. 

Dat punt noem je het omslagpunt.

In het volgende filmpje zie je hoe een titratie werkt. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Titratie berekeningen (7-stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking (vaak gegeven)
  2. Noteer de molverhouding
  3. Wat is gegeven, wat wordt gevraagd?
  4. Bereken gegeven: mol toegevoegde stof(buret) = … liter * .... M
  5. Bereken mol gereageerde stof(pipet) (met de molverhouding)
  6. Bereken gevraagde molariteit:
    mol gereageerde stof / volume pipet (omgerekend naar L)
  7. Controleer: A  L  L  E  S

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht titratie 
25 ml van een zwavelzuuroplossing met onbekende molariteit wordt gepippetteerd in een erlenmeyer, waarna er een paar druppels indicator worden toegevoegd.
Vervolgens wordt met een buret 0,1013 M natronloog toegedruppeld.
Als er 22,7 ml natronloog is toegevoegd, slaat de kleur om.

A) Wat is de reactie die tijdens de titratie plaatsvindt?
B) Wat is de molariteit van de zwavelzuuroplossing?

Slide 12 - Tekstslide

25 ml van een zwavelzuuroplossing met onbekende molariteit wordt gepippetteerd in een erlenmeyer, waarna er een paar druppels indicator worden toegevoegd. Vervolgens wordt met een buret 0,1013 M natronloog toegedruppeld.
Als er 22,7 ml natronloog is toegevoegd, slaat de kleur om.

Zwavelzuuroplossing: 2 H+ (aq) + SO42- (aq)      STERK ZUUR
Natronloog : Na+ (aq) + OH- (aq)                            STERKE BASE

        H+ (aq) + OH- (aq) --> H2O (l)



Slide 13 - Tekstslide


              H+ (aq)     + OH- (aq)       -->    H2O (l)
                  1           :      1 

1. Schrijf de reactievergelijking op. 
2. Ga na welke stof gegeven en welke gevraagd is. 
3. Geef de verhouding in mol tussen de gegeven en de gevraagde stof. 
4. Bereken het aantal mol toegevoegde stof. 
5. Bereken het aantal mol gevraagde stof. 

6. Reken om naar de gevraagde eenheid.

7, Controleer op significantie. 
zwavelzuur -> H+ (aq) : 25 mL
natronloog -> OH- (aq) : 22,7 mL van 0,1013 M = 0,1013 mol/L 

ook 0,1013 mmol / mL. 

Wat is de concentratie H+

Slide 14 - Tekstslide

1. Schrijf de reactievergelijking op. 
2. Ga na welke stof gegeven en welke gevraagd is. 
3. Geef de verhouding in mol tussen de gegeven en de gevraagde stof. 
4. Bereken het aantal mol toegevoegde stof. 
5. Bereken het aantal mol gevraagde stof. 

6. Reken om naar de gevraagde eenheid.

7, Controleer op significantie. 
Hint: Welke stoffen? 
Zwak of sterk? 

Slide 15 - Tekstslide

stap 1 reactievergelijking
  • Deze is vaak gegeven of kun je afleiden uit de tekst.
  • Zoutzuur is een sterk zuur en splitst in H+ en Cl- 
  • Natronloog is een oplossing van natriumhydroxide: Na+ en OH- 
  • Het zuur en de base reageren met elkaar H+ + OH -> H2O
     (de andere ionen zijn tribune-ionen)

Slide 16 - Tekstslide

stap 2 molverhouding
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol           :                1 mol

Slide 17 - Tekstslide

stap 3 gegeven/ gevraagd
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (in mL)

voor de titratie
buret
pipet

Slide 18 - Tekstslide

stap 4 bereken mol bekende stof
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
uit de buret:
 
25,40 mL = 25,40.10-3 L
dus 25,40.10-3 L x 0,10 M = 25,40.10-4 mol OH- toegevoegd

Slide 19 - Tekstslide

stap 5 bereken mol gevraagde stof
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
uit de buret:
 25,40.10-4 mol OH- toegevoegd
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H+
want H+ : OH- = 1:1

Slide 20 - Tekstslide

stap 6 bereken gevraagde molariteit 
              H+            +                    OH-                      -> H2O
       1 mol              :                 1 mol
gegeven:                      gegeven:
volume pipet               concentratie
=  25,00 mL  
                0,10 M = 0,10 mol/L
gevraagd:                     gevraagd:
M ( in mol/L)                 afgelezen volume (25,40 - 0,00 = 25,40 mL)

na de titratie
buret
pipet
met de pipet toegevoegd:
25,40.10-4 mol H+ in 25,00 mL

dit is 25,40.10-4 mol/25,00.10-3 L
       = 1,016.10-1 mol/L
       = 1,016.10-1 M

Slide 21 - Tekstslide

stap 7 Controleer
A ntwoord gegeven op de vraag?
L ogisch? (kan het kloppen)
L eesbaar?
E enheid?
S ignificantie?

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag (man)
Maak 21 t/m 27. 

21 en 22 zijn mooie opdrachten om erin te komen. 

Je kant daarnaast ook de extra opdrachten op het stencil gebruiken om deze stof weer wat op te rakelen. 

Slide 23 - Tekstslide

Colorometrie
Bij colorometrie wordt een specifieke kleur uitgekozen die wordt gebruikt bij de analyse.
Deze kan dan worden gebruikt voor een kwalitatieve analyse.

Lees 8.4 zelfstandig door!!
timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Colorometrie

Slide 25 - Woordweb