H6.1 Produceren

Planning
  • Uitleg H6.1
  • Zelfstandig werken opgaven 1 tm 6
  • Les afsluiten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Uitleg H6.1
  • Zelfstandig werken opgaven 1 tm 6
  • Les afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over produceren?

Slide 2 - Woordweb

Wat ga je leren?
  • Welke productiefactoren je nodig hebt om te produceren
  • Hoe je de waardevermindering van kapitaalgoederen berekent
  • Wat een bedrijfskolom is

Slide 3 - Tekstslide

§6.1 Hoe wordt er geproduceerd?

Slide 4 - Tekstslide

Productie

Productie in de formele sector of productie in enge zin 
Bedrijven en de overheid maken goederen en leveren diensten waarvoor klanten betalen.

Productie in de informele sector
Alle activiteiten waarmee in een behoefte wordt voorzien maar die niet betaald of niet geregistreerd zijn, zoals zwart werk.

Productie in ruime zin
Alle productie in ons land, dus de formele en de informele sector samen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat zie je hier?
Productie in de formele sector, of productie in de informele sector?

A
Formele sector
B
Informele sector

Slide 6 - Quizvraag

Productiefactoren

Alles wat je nodig hebt om te produceren, kun je indelen in vier productiefactoren.
  1. Natuur: alles wat de natuur levert.
  2. Arbeid: zowel lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren.
  3. Kapitaal: alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt.
  4. Ondernemerschap: een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten.

Slide 7 - Tekstslide

Kapitaal
Natuur
Arbeid
Ondernemer-
schap
Alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt.

Een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten.

De lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren.

Grondstoffen, fossiele brandstoffen, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.

Slide 8 - Sleepvraag

Beloning

Salaris / Loon
Als jij gaat werken, bied jij de productiefactor arbeid aan. Je wordt daarvoor beloond met loon (salaris).
Pacht
Voor natuur is de beloning pacht. Dat is een beloning in geld voor het beschikbaar stellen van een stuk grond.
Winst
Als ondernemer word je beloond met winst.
Huur en rente
Voor kapitaal is de beloning huur (bij een gebouw) of rente als er geld is geleend om bijvoorbeeld machines te kopen.

Slide 9 - Tekstslide

Arbeids- en kapitaalintensief

Arbeidsintensief
Als de productie vooral door menselijke arbeid tot stand komt, is de productie arbeidsintensief.
Kapitaalintensief
Als er bij de productie naar verhouding meer gebruik wordt gemaakt van kapitaalgoederen dan van arbeid, is de productie kapitaalintensief.
Voor productiebedrijven zijn kapitaalgoederen tegenwoordig erg belangrijk. Met behulp van machines gaat de productie sneller en goedkoper.

Slide 10 - Tekstslide

Afschrijving

De afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen.


Bedrijven investeren geregeld in nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines en bedrijfsauto’s. Bedrijven vervangen om de paar jaar hun kapitaalgoederen.
De aanschafkosten van bijvoorbeeld een machine worden verdeeld over de gebruiksduur. De oude machine levert bij inruil nog een bedrag op, de restwaarde.

Slide 11 - Tekstslide

Afschrijving

Afschrijving per jaar =
(aanschafprijs – restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren

Slide 12 - Tekstslide

Toegevoegde waarde

De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt.

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Voordat een product in de winkel te koop is, hebben verschillende bedrijven hieraan meegewerkt. De bedrijven die na elkaar aan het product meewerken, vormen samen de bedrijfskolom.

Slide 14 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Aan het begin van de bedrijfskolom staat het bedrijf dat de grondstof uit de natuur haalt. 
Dat hoort tot de primaire sector.
Aan het eind van de bedrijfskolom staat de detaillist.
Elk bedrijf in de bedrijfskolom maakt het product steeds meer geschikt 
voor gebruik door de consument. Hierdoor neemt de waarde van het product steeds meer toe.

Slide 15 - Tekstslide

Karel heeft een elektrische auto aangeschaft. De aanschafprijs van de auto is € 75.000. Karel verwacht er 5 jaar mee te rijden. Bij inruil verwacht hij nog € 9.750 voor de auto terug te krijgen.

Bereken de jaarlijkse afschrijving van de auto.

Slide 16 - Open vraag

De bedrijfskolom van een zak chips bestaat uit vijf schakels: opkoper aardappelen – aardappelteler – groothandelaar aardappelen – chipsfabriek – supermarkt

Zet de schakels in de juiste volgorde. Begin bovenaan met het bedrijf uit de primaire sector.

Slide 17 - Open vraag

Bekijk de bedrijfskolom van spijkerbroeken. Je ziet steeds de verkoopprijs aan de volgende schakel ertussen staan.
De eigenaar van een weverij in India neemt een spinnerij over. Hij voegt die twee aparte bedrijven samen tot één katoenfabriek. De katoenfabriek kan nu het katoen voor € 0,90 inkopen bij de katoenplantage. De verkoopprijs aan de kledingfabriek verandert niet.
Bereken de totale toegevoegde waarde van de katoenfabriek
na de veranderingen.

Slide 18 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak opgave 1 t/m 6 van hoofdstuk 6

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Afsluiten
Ik hoop dat jullie een leuke en leerzame les hebben gehad!

Slide 22 - Tekstslide