H6.1 Herhalen

H6.1 Herhalen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H6.1 Herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg H6.1
  • Zelfstandig werken 

Slide 2 - Tekstslide

Productiefactoren

  • Alles wat je nodig hebt om te produceren, kun je indelen in vier productiefactoren.
  • Natuur: alles wat de natuur levert.
  • Arbeid: zowel lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren.
  • Kapitaal: alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt.
  • Ondernemerschap: een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Kapitaal
Natuur
Arbeid
Ondernemer-
schap
Alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je in het productieproces gebruikt.

Een ondernemer probeert winst te maken door op de juiste manier de productiefactoren natuur, arbeid en kapitaal in te zetten.

De lichamelijke als geestelijke inspanning die mensen leveren.

Grondstoffen, fossiele brandstoffen, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.

Slide 4 - Sleepvraag

Beloning

  • Salaris / Loon
  • Als jij gaat werken, bied jij de productiefactor arbeid aan. Je wordt daarvoor beloond met loon (salaris).
  • Pacht
  • Voor natuur is de beloning pacht. Dat is een beloning in geld voor het beschikbaar stellen van een stuk grond.
  • Winst
  • Als ondernemer word je beloond met winst.
  • Huur en rente
  • Voor kapitaal is de beloning huur (bij een gebouw) of rente als er geld is geleend om bijvoorbeeld machines te kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Welke productiefactor past bij de beloning loon?
A
Natuur
B
Ondernemerschap
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 6 - Quizvraag

Welke beloning past bij de productiefactor kapitaal
A
Winst
B
Pacht
C
Rente
D
Loon

Slide 7 - Quizvraag

Arbeids- en kapitaalintensief

  • Arbeidsintensief
  • Als de productie vooral door menselijke arbeid tot stand komt, is de productie arbeidsintensief.
  • Kapitaalintensief
  • Als er bij de productie naar verhouding meer gebruik wordt gemaakt van kapitaalgoederen dan van arbeid, is de productie kapitaalintensief.
  • Voor productiebedrijven zijn kapitaalgoederen tegenwoordig erg belangrijk. Met behulp van machines gaat de productie sneller en goedkoper.


Slide 8 - Tekstslide

Afschrijving

  • De afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen.
  • Bedrijven investeren geregeld in nieuwe kapitaalgoederen, zoals machines en bedrijfsauto’s. Bedrijven vervangen om de paar jaar hun kapitaalgoederen.
  • De aanschafkosten van bijvoorbeeld een machine worden verdeeld over de gebruiksduur. De oude machine levert bij inruil nog een bedrag op, de restwaarde.


Slide 9 - Tekstslide

Formule Afschrijving

Afschrijving per jaar =
(aanschafprijs – restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren

Slide 10 - Tekstslide

De restwaarde geeft aan hoeveel euro je nog voor een gebruikte machine krijgt, nadat je de machine hebt gebruikt en gaat verkopen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Toegevoegde waarde

De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt.

Slide 12 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • Voordat een product in de winkel te koop is, hebben verschillende bedrijven hieraan meegewerkt. De bedrijven die na elkaar aan het product meewerken, vormen samen de bedrijfskolom.

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Aan het begin van de bedrijfskolom staat het bedrijf dat de grondstof uit de natuur haalt. 
Dat hoort tot de primaire sector.
Aan het eind van de bedrijfskolom staat de detaillist.
Elk bedrijf in de bedrijfskolom maakt het product steeds meer geschikt 
voor gebruik door de consument. Hierdoor neemt de waarde van het product steeds meer toe.

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Kader: Maak oefenopgave 1 t/m 10 van H6.1 (blz.178)
Basis: Maak oefenopgave 1 t/m 8 van H6.1 (blz.148)
Maak de opdrachten nu.  Aan het einde van dit lesuur maak je een foto van de opdrachten die je hebt gemaakt. Die zet je in teams neer zodat ik kan zien of je wel de opdrachten af hebt die af moeten zijn.
Lukt dit je niet, dan sta je op absent voor dit lesuur. 
Als je een opdracht niet begrijpt dan kun je mij vragen stellen.

Slide 15 - Tekstslide