4.2 deel 2 negatieve arbeid

Wat kun je zeggen over de beweging van de fietser?
A
De fietser versnelt
B
De fietser vertraagt
C
de fietser heeft een constante snelheid.
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat kun je zeggen over de beweging van de fietser?
A
De fietser versnelt
B
De fietser vertraagt
C
de fietser heeft een constante snelheid.

Slide 1 - Quizvraag

Bereken de afstand die is afgelegd tijdens het remmen?
Bereken de afstand die bij het vertragen is afgelegd?

Slide 2 - Open vraag

Doel van deze les
-Ik weet wat het verschil is tussen positieve arbeid en negatieve arbeid
- Ik kan de arbeid uitrekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

  • spierkracht wordt omgezet in beweging
  • De kogel krijgt een versnelling
  • De energie van de kogel neemt toe (positief)
  •  Het verplaatsen van een voorwerp met een bepaalde kracht noem je arbeid

Slide 4 - Tekstslide

Arbeid
  • Arbeid is  de hoeveelheid energie die je aan een voorwerp geeft door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 
  • Energie meet je in Joule (J)

  • Geen kracht? Geen arbeid.
  • Geen verplaatsing? Geen arbeid.
  • Kracht loodrecht/haaks op verplaatsing? Geen arbeid.

Slide 5 - Tekstslide

Negatieve Arbeid
Tegenwerkende krachten leveren negatieve arbeid.

Wrijvingskracht werkt tegen de 
bewegingsrichting in.
Hier zetten we een min-teken 
voor 

Negatieve arbeid wordt omgezet in warmte 

Slide 6 - Tekstslide

positieve en negatieve Arbeid
Bij constante snelheid geldt dus dat positieve arbeid en negatieve arbeid gelijk aan elkaar zijn. 

Stel Honden leveren over een bepaalde afstand een positieve arbeid van 1000J  

Dan is de negatieve  arbeid die over die zelfde afstand wordt geleverd -1000 J. 

Slide 7 - Tekstslide

Arbeid
Arbeid: de bewegingsenergie die je geeft aan een voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld berekening
voorbeeld berekening arbeid: 
Acht honden trekken een hondenslee voort. iedere hond oefent een kracht van 45 N uit. Bereken de arbeid die 1 hond verricht als hij de slee 12 m voortrekt. 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • F per hond = 45 N             s = 12 m 
  • arbeid W=? 
  •  W = F . s
  •  W = 45 . 12 = 540 J
  •  de arbeid van 1 hond is 540 J

Slide 9 - Tekstslide

oefenvraag
Bij het fietsen beweegt klaas met een constante snelheid. De spierkracht die klaas levert is 600 N. 

a. Bereken de arbeid die klaas verricht als hij 1500 m fietst 
b. Hoe groot is de weerstandskracht
c. Hoeveel arbeid verricht de weerstandskracht over dezelfde 1500 m?
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld berekening
Uitwerking oefenopdracht : 
Bij het fietsen beweegt klaas met een constante snelheid. De spierkracht die jonas levert is 600 N. 
a. Bereken de arbeid die klaas verricht als hij 1500 m fietst 
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • Fspier = 600 N             s = 1500 m 
  • arbeid W=? 
  •  W = F . s
  •  W = 600  . 1500 = 900000 J = 900 kJ
  •  de verrichtte arbeid is 900 kJ

Slide 11 - Tekstslide

voorbeeld berekening
Uitwerking oefenopdracht: 
Bij het fietsen beweegt klaas met een constante snelheid. De spierkracht die jonas levert is 600 N. 
b. Hoe groot is de weerstandskracht
Bij constante snelheid geldt dat de weerstandskracht even groot moet zijn als de voorwaatste  kracht. de weerstandskracht is dus 600N

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld berekening
Uitwerking oefenopdracht: 
Bij het fietsen beweegt klaas met een constante snelheid. De spierkracht die jonas levert is 600 N. 
c. Hoeveel arbeid verricht de weerstandskracht over dezelfde 1500 m
De arbeid die de weerstandskracht verricht is bij constante snelheid gelijk aan die van de spierkracht. Weerstandskracht is altijd negatief dus de verrichtte arbeid is - 900000 J

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Eerstvolgende les: 

  • 4.2 opdracht 23 en 24

Slide 14 - Tekstslide