AFP 5 - Les 2

AFP 1 - Les 1
Anatomie, Fysiologie, Pathologie 5 - 
Les 2
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

AFP 1 - Les 1
Anatomie, Fysiologie, Pathologie 5 - 
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
Wk 1: Uitval
Wk 2: Vervalt (Hemelvaart)
Wk 3: Anatomie van de hersenen en het zenuwstelsel
Wk 4: Fysiologie van het zenuwstelsel
Wk 5: Zenuwstelsel en voedselinname
Wk 6: Bouw en werking van het ademhalingsstelsel


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
Jij:
- Kunt de functies van het centrale en perifere zenuwstelsel beschrijven
- Kunt het onderscheid herkennen en toelichten tussen centraal/perifeer, autonoom/animaal en sympatisch/parasympatisch zenuwstelsel
- Kunt de functies uitleggen van de belangrijkste onderdelen van het zenuwstelsel (zoals hersenen, ruggenmerg, zenuwen) uitleggen
- Kunt de functies van de verschillende hersengebieden (zoals cerebrum, cerebellum, hersenstam) beschrijven
- Kunt toelichten hoe zenuwimpulsen worden gegenereerd en overgedragen.
- Kunt uitleggen hoe synapsen werken en de rol van neurotransmitters bij de signaaloverdracht tussen zenuwcellen.







Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in je lichaam in deze situatie?

Slide 7 - Open vraag

Je rijdt op een kronkelige bergweg en plotseling komt er een auto recht op je af. Op het laatste moment wijken jij en de andere chauffeur uit. Je hart klopt in je keel - zelfs als het gevaar allang geweken is. Een buitenstaander heeft gezien dat je een potentieel dodelijk ongeluk hebt voorkomen. Je lichaam reageerde op deze situatie. Wat gebeurt er in je lichaam?

Prikkel in ogen -> via sensorische zenuwcel richting hersenen -> hersenen registreren de prikkel -> impuls vanuit hersenen via motorische zenuwcel naar armen om te sturen en uit te wijken + impuls richting hart om sneller te gaan kloppen (sympatisch zenuwstelsel activeren; fight/flight/freeze)
Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Zoek de betekenis van de volgende begrippen op en noteer deze in je eigen woorden inclusief bronvermelding:
  • Zintuigcellen
  • Impuls
  • Prikkels 
  • Zenuwstelsel
  • Hormoonstelsel
  • Hormonen
  • Neuronen
  • Neurotransmitters
  • Drempelwaarde

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1
Zintuigcellen
Op te delen in 2 verschillende soorten zintuigcellen. 
  1. Vangen inwendige prikkels op, bijvoorbeeld: in de bloedvaten om de glucoseconcentratie of de temperatuur te meten
  2. Vangen prikkels vanuit de buitenwereld op met de zintuigen. Bijvoorbeeld: zintuigcellen voor het oor zijn het meest gevoelig voor een geluidsprikkel. 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsen
Een elektrische lading/signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd.

Prikkels



Impulsen
Een elektrische lading/signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd.

Prikkels (klik op de afbeelding)
Een invloed uit het milieu 
op het organisme. 

Zenuwstelsel
Het orgaansysteem dat bij dieren een coördinerende rol speelt bij alle handelingen, zoals het aansturen van de spieren, het verwerken van zintuigelijke prikkels en (bij hogere diersoorten) de emotionele en cognitieve processen. Het zenuwstelsel bestaat uit een centraal zenuwstelsel en een perifeer zenuwstelsel. Hersenen en ruggenmerg behoren tot het centrale zenuwstelsel. Alle zenuwen die richting de spieren en klieren lopen vormen het perifere deel van het zenuwstelsel.





Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsen
Een elektrische lading/signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd.

Prikkels



Hormoonstelsel (endocriene cellen)
Het hormoonstelsel bestaat uit verschillende hormoonklieren. Elke hormoonklier produceert bepaalde hormonen en geeft deze af. Niet alleen hormoonklieren maar ook lichaamscellen zijn in staat om hormonen te produceren. Deze hormonen heten weefselhormonen. Voorbeelden zijn de darmen, de maag en de nieren. De hormonen worden via het bloed getransporteerd en voornamelijk in de lever afgebroken.

Hormonen 
Chemische stoffen die door hormoonklieren aan het bloed 
worden afgegeven en processen in het lichaam regelen. 
Hormonen werken specifiek, dit betekent dat maar één 
weefsel reageert op de hormonen. Hormonen binden op
de receptoreiwitten van de doelcellen. Hormonen hebben      KLIK OP AFBEELDING!
een “opdracht” voor de specifieke doelcellen.







Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsen
Een elektrische lading/signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd.

Prikkels



Neuronen
Ook wel zenuwcellen. Zenuwcellen geven signaal-
moleculen af die we neurotransmitters noemen. 
Een zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam met 
uitlopers. Er zijn motorische zenuwcellen, sensorische 
zenuwcellen en schakelcellen. Bundels zenuwcellen 
vormen zenuwen. Er zijn motorische-, sensorische- en
 gemengde zenuwen.

Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn de signaalstofjes die zenuwimpulsen overdragen tussen zenuwcellen (neuronen) en/of kliercellen en spiercellen. Je zou het boodschappers kunnen noemen bestaande uit een chemische substantie. Elke boodschap begint met een elektrisch signaal. 

 
Minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw. Als de prikkel onder de drempelwaarde blijft, ontstaat er geen impuls en is er ook geen waarneming.




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsen
Een elektrische lading/signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd.

Prikkels



Drempelwaarde
Minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw. Als de prikkel onder de drempelwaarde blijft, ontstaat er geen impuls en is er ook geen waarneming.





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2: Zet de onderstaande begrippen in de juiste volgorde 
hoe het lichaam reageert.
Je vangt een                            op, het verkeer komt op je af dus dit ontvang je van licht, beweging e.d. Dit wordt opgevangen door                         die zich vaak in zintuigen bevinden. Deze worden geprikkeld en er ontstaat een                                 . De impuls wordt door de zenuwen naar je hersenen geleid, door middel van het                          . In noodsituaties wordt je hartslag hierdoor versneld en je spieren spannen zich aan voor actie. Vervolgens ondersteunt het                         , dat trager werkt, het zenuwstelsel. Hierdoor worden de reacties zoals de hartslag en het aanspannen spieren in stand gehouden. Het hormoonstelsel maakt                          aan, zoals adrenaline. 
1
2
3
4
5
6
Zintuigcellen
Prikkel
Hormonen
Impuls
Zenuwstelsel
Hormoonstelsel

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2: Zet de onderstaande begrippen in de juiste volgorde 
hoe het lichaam reageert.
Je vangt een       prikkel          op, het verkeer komt op je af dus dit ontvang je van licht, beweging e.d. Dit wordt opgevangen door     zintuigcellen       die zich vaak in zintuigen bevinden. Deze worden geprikkeld en er ontstaat een        impuls.        De impuls wordt door de zenuwen naar je hersenen geleid, door middel van het           zenuwstelsel               . In noodsituaties wordt je hartslag hierdoor versneld en je spieren spannen zich aan voor actie. Vervolgens ondersteunt het   hormoonstelsel, dat trager werkt, het zenuwstelsel. Hierdoor worden de reacties zoals de hartslag en het aanspannen spieren in stand gehouden. Het hormoonstelsel maakt    hormonen  aan, zoals adrenaline. 

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht 3 over de functies van de grote hersenen.

ELO -> AFP 5 -> Les 2 - Opdracht 3

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van prikkel tot impuls 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zenuwimpuls genereren 
Een zenuwimpuls genereren betekent het laten ontstaan van een zenuwimpuls.

  1. PrikkelEen neuron wordt geprikkeld, bijvoorbeeld door het aanraken van een cactus
  2. Membraanpotentiaal= de prikkel veroorzaakt de elektrische spanning over een membraan. Dat betekent dat er een verschil is in geladen deeltjes aan de ene kant van het membraan in vergelijking tot de andere kant.
  3. Drempelwaarde bereikt: De verandering van elektrische lading van het celmembraan wordt veroorzaakt doordat natrium langzaam in de cel gaat. Op het moment dat er voldoende natrium in de cel is, dan is de drempelwaarde bereikt, dan gaan de deuren open en stroomt veel natrium naar binnen. Dan wordt het binnen in de cel heel positief geladen en er ontstaat een actiepotentaal. Alleen bij aan actiepotentiaal wordt een impuls gegenereerd (alleen dan ontstaat een impuls).

Slide 24 - Tekstslide

Acethylcholine bindt aan de receptoren van B, waardoor het membraan depolariseert (positiever wordt). 

In de dendriet (of in de spier) begint een nieuwe actiepotentiaal.


Een zenuwimpuls overdragen
2. Van zenuwcel naar spier 
1. Van zenuwcel naar zenuwcel

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar een zenuwcel
  • Neurotransmitters zijn overdrachtstofjes die het impuls wat is ontstaan doorgeven van de ene neuron (zenuwcel) naar de andere neuron
  • Neuron= zenuwcel & Transmit= 'doorgeven'
  • Synaps (4)= opening tussen 2 zenuwuiteindes

  1. Axon (A) laat blaasjes met daarin neurotransmitters (2) los in de synapsspleet
  2. Neurotransmitters binden aan receptoren (5) van dendriet
  3. Dendriet (B) zet impuls voort



Axon
Dendriet
Neurotransmitters
Receptor

Slide 26 - Tekstslide

Acethylcholine bindt aan de receptoren van B, waardoor het membraan depolariseert (positiever wordt). 

In de dendriet (of in de spier) begint een nieuwe actiepotentiaal.


Naar de spier
  • Niet van Axon (1) -> Dendriet, maar van Axon (1) -> Spier (3)
  • Bij spiercontractie werkt de neurotransmitter Acethylcholine
  • De impuls wordt via de synaps overgedragen van de neuron (het Axon (1)) naar de spier (3). De impuls zorgt er daar voor dat calcium vrijkomt.
  • Calcium gaat richting de spiervezel en zorgt ervoor dat actine wil koppelen aan myosine
  • ATP zorgt ervoor dat myosine aan actine wil koppelen
  • Als actine en myosine koppelen, wordt de spier aangespannen

Herhaling van AFP 4

Slide 27 - Tekstslide

Acethylcholine bindt aan de receptoren van B, waardoor het membraan depolariseert (positiever wordt). 

In de dendriet (of in de spier) begint een nieuwe actiepotentiaal.


Lesplanning
  • Doornemen weekplanning
  • Communicatie via het zenuwstelsel
  • Opdracht 1 - Begrippen
  • Opdracht 2 - Begrippen toepassen
  • Functies van de hersenen
  • Een zenuwimpuls genereren en overdragen
  • Quizvragen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een inwendige prikkel?
A
Je ziet een auto op je afkomen
B
Je lichaams-temperatuur is hoog
C
Je voelt dat de pan heet is
D
Je hoort een harde knal

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij mensen speelt het zenuwstelsel een rol in emotionele en cognitieve processen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hormonen kunnen aan alle weefsels binden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving voor het begrip 'neurotransmitter'?
A
Een gat tussen 2 zenuwcellen
B
Het punt waar je prikkels registreert
C
Signaalstofjes die impulsen overdragen
D
Een elektrisch geladen signaal door zenuwen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De linker hersenhelft stuurt het linker deel van het lichaam aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft de occipitaalkwab?
A
Horen
B
Voelen
C
Praten
D
Zien

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een motorische zenuwcel gaat de prikkel richting de hersenen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies